gefundeerd en dan denk ik aan
de arbeidskosten-besparende in
vesteringen, die zullen moeten
worden tot stand gebracht. Op
dit gebied begint a.h.w. een
nieuwe gedachtengang baan te
breken. Men ziet allerlei metho
des toepassen om te komen tot
een grotere rentabiliteit van het
bedrijf; hier wordt het bedrijf
uitgebreid met toepassing van
minder arbeid vereisende teel
ten; elders wordt het bedrijf
juist meer intensief gevoerd om
de aanwezige arbeidskrachten zo
nuttig mogelijk te kunnen beste
den. Al deze methodes van pro
ductiviteitsverbetering komen
echter hierop neer, dat de factor
kapitaal zwaarder gaat wegen in
het agrarisch productieproces.
Deze ontwikkeling brengt ook
weer mee, dat een afvloeiing van
arbeidskrachten plaats vindt uit
de landbouw naar zelfstandig
beroep of bedrijf buiten de land
bouw of naar de industrie. Ook
daarvandaan een toenemende
kapitaalsbehoefte ten plattelan-
de, voor de voorziening waarin
mede een beroep op de boeren
leenbanken zal worden gedaan.
In verband daarmede krijgt de
verruiming van de credietverle-
ningsmogelijkheden voor onze
boerenleenbanken, waarover
straks binnen het kader van de
voorstellen tot statutenwijziging
nog gesproken zal worden, een
bijzondere betekenis.
Tenslotte zal ook ongetwijfeld
meer en meer aandacht worden
besteed aan de sociale uitrusting
van de dorpen en van het platte
land in het algemeen.
Ziedaar, geachte Vergadering,
een korte aanduiding van de fi
nancieringsbehoeften, die op
voorziening door de boerenleen
banken zijn aangewezen. Onge
twijfeld zal deze ontwikkeling
onze boerenleenbanken paraat
vinden, maar zij vraagt ook, dat
de beheerders en kassiers van
onze boerenleenbanken zich
meer en meer daarop instellen.
Deze ontwikkeling vraagt een
actief maar niet minder selectief
beleid bij onze boerenleenban
ken wat betreft de crediet- en
voorschotverlening. Daarbij zul
len wij dikwijls voor nieuwe fi-
nancieringsvormen komen te
staan, die ons, mits slechts de
locale banken in nauwe samen
werking met de Centrale Bank
ageren en mits wij onze eisen
durven te stellen, niet behoeven
af te schrikken. Ongetwijfeld
vraagt deze tijd constructief den
ken en handelen op het gebied
van de boerenleenbankactivitei
ten. Mij dunkt, dan mag worden
gesteld, dat de elkander snel vol
gende voorstellen tot statuten
en reglementswijziging zowel
bij de Centrale Bank als bij de
locale banken erop duiden, dat
wij onze tijd verstaan.