255 ervan moeten uitgaan, dat het einde van deze ontwikkeling nog niet te zien is. Ik ben geneigd het laatste aan te nemen en ik zou daarom beheerders en kas siers van onze boerenleenbanken willen verzoeken wel rekening ermede te willen houden, dat zij voorlopig voor een toenemende vraag naar crediet en voorschot bij de boerenleenbanken zullen blijven gesteld. Reeds de cijfers betreffende de ontwikkeling in het lopende jaar wijzen daarop: werd in de eerste 4 maanden van 1954 aan crediet in lopende rekening op genomen een bedrag van 5,6 millioen, voor de eerste 4 maan den van 1955 beliep dit 6,8 millioen. Per einde April 1954 stond aan crediet in lopende re kening bij de boerenleenbanken uit een bedrag van 49,7 mil lioen; per einde April 1955 was dit voor een bedrag van 58 millioen. Met de uitstaande voorschotten liep het nog har der: stegen gedurende de maan den Januari tot een met April 1954 de uitstaande voorschot ten met 8,6 millioen, geduren de de overeenkomstige maanden van 1955 beliep de stijging 12,5 millioen. Per ultimo April 1955 stond aan voorschotten uit een bedrag van 196,7 millioen tegen 160,7 millioen per einde April 1954. Voor ieder van de maanden Januari tot en met Maart lag het bedrag van de door boerenleenbanken verleen de voorschotten hoger dan in 1954. Het totaal beliep voor de eerste 3 maanden van 1954 11,6 millioen, voor de eerste 3 maanden van 1955 daarente gen 15 millioen. Deze cijfers, geachte Verga dering, spreken dunkt mij voor zichzelf. Er is echter meer, dat ons waakzaam moet doen zijn. Ver gis ik mij niet, dan ziet menig boer en tuinder zich voor be langrijke investeringen gesteld. Meer en meer doet zich ook in land- en tuinbouw het probleem van de productiviteit gelden, waarbij minder wordt gedacht aan de opbrengst per H.A. dan wel aan de opbrengst per ar beidskracht of manuur. Ook ten plattelande gaat men zich reali seren, dat de arbeid een relatief dure productiefactor is. Of om gekeerd kan men stellen, dat de productief verrichte arbeid in de land- en tuinbouw niet langer wordt ondergewaardeerd ten opzichte van de arbeid in de in dustrie. Deze ontwikkeling is, dunkt mij, gezond. Zij biedt de mogelijkheid voor een grotere sociale welvaart ten plattelande dan tot nu toe algemeen heeft geheerst. Maar dit verlangen naar een grotere sociale welvaart zal ook economisch moeten zijn

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 19