llgemene Vprgadcring Centrale lloereiileenliank TOELICHTING OP l)E BALANS EN VERLIES- EN WINSTREKENING 1954 DOOK DE HEER 4. N. ELESKENS, VOORZITTER VAN IIET BESTEER Dc jaarstukken, die aan deze Algemene Vergadering werden voorgelegd, getuigen, naar mij voorkomt, van een betekenis volle ontwikkeling van het boe renleenbankwezen. Er werd bij de boerenleenbanken actief ge spaard: met inbegrip van de bij geschreven rente steeg het bij de aangesloten boerenleenbanken ingelegde spaartegoed van 615,5 tot 677,8 millioen, een stijging met ƒ62 millioen. De tegoeden op lopende reke ning stegen van 90,5 tot 104,0 millioen. In totaal ver toonden derhalve de aan de boe renleenbanken toevertrouwde gelden een stijging met rond 75 millioen. Ook de omzetten, in 't bijzon der op lopende rekening bij de boerenleenbanken, gaven een belangrijke toeneming te zien en wel van 2,1 tot 2,5 mil- liard. Ziedaar enige cijfers, die aan tonen, dat onze boerenleenban ken meer en meer het middel punt worden van het financieel verkeer ten plattelande. Het is echter ook nodig, dat de finan cieringsmiddelen bij de boeren leenbanken zo toenemen, want er wordt een geducht beroep op gedaan. Ieder jaar stijgt het be drag van de door boerenleen banken verleende voorschotten: in het jaar 1952 was daarmede gemoeid een bedrag van 35 millioen, in 1953 een bedrag van 45 millioen en voor 1954 werd tot nu toe een recordbe drag in onze organisatie bereikt en wel van 53 millioen aan door aangesloten boerenleen banken verleende voorschotten. De uitstaande credieten en voor schotten stegen van 191,8 tot 228,9 rnillioen, d.i. met 37 millioen, waarvan 28 millioen betrekking had op de financie ring van land- en tuinbouw en derzelver organisaties. Bij dit punt dient de vraag te worden gesteld, of deze toene mende stijging van de uitstaande credieten en voorschotten bij onze boerenleenbanken als een tijdelijk verschijnsel dient te worden bezien dan wel of wij

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 18