i58 investeringen moeten worden aangehouden, ook b.v. voor be drijfsgebouwen. De critiek op het L.E.I.-rap port richt zich in feite dan ook tegen de omstandigheid, dat het onderhavige rapport is gepubli ceerd zonder daarin de gege vens over de voor investering beschikbare geldmiddelen aan te vullen met complementaire ge gevens over de mate, waarin de ze middelen toereikend zijn om noodzakelijk te achten investe ringen te financieren. Immers aldus vermoedelijk de critici al was de financiële positie van het merendeel der bedrijven op de peildatum gezond, zelfs al was dit tot 1954 nog het ge val, wat zegt dit dan nog t.a.v. de toekomstige ontwikkeling. Zal de toekomst niet heel wat minder rooskleurig zijn en aldus nog steeds de veronder stellende gedachtengang der cri tici zullen de niet-agrarische lezers wel met deze domper re kening houden? Zal de niet- agrarische kring voorts niet voorbij gaan aan het feit, dat de kapitaalbehoefte nog niet is na gegaan, dat daardoor „de reke ning onder in de zak" nog niet gevonden is en zal men dan niet zonder meer concluderen: „de landbouw kan zich zelf wel red den, deze staat er immers goed voor en behoeft niet te klagen?" Ten einde een dergelijke niet- verantwoorde conclusie te re dresseren, wordt door de critici een toekomstbeeld geschilderd, dat waarschijnlijk voldoende pessimistisch is om welhaast elke voorbarig-optimistische kijk te versluieren. Op de waarde van dit toe komstbeeld willen wij hier niet ingaan; daartoe zijn o.i. voorlo pig niet voldoende gegevens be schikbaar. Wel willen wij erop wijzen, dat in het rapport zelf op deze leemte wordt gewezen en voorts, dat de Minister van Landbouw in de vergadering op r December 1954 van de Twee de Kamer op een desbetreffende vraag heeft verklaard, dat op het punt van de kapitaal- en de investeringsbehoeften een nader onderzoek op zijn plaats kan zijn. De Minister was bereid zich in dit verband tot het be stuur van het L.E.I. te wen den met de vraag „of men ook aan die zijde behoefte heeft aan het instellen van een derge lijk onderzoek". Zou een dergelijk onderzoek worden uitgevoerd, dan zal in het daarover uit te brengen rap port uiteraard wel een analyse voorkomen over het „toekom stige perspectief". Tot zolang willen wij het hiervoor bestem de kruit dan ook graag droog houden. Hetgeen intussen nog niet is ge beurd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 6