*95
De vergroting van het werk
terrein met betrekking tot de
voorschot- en credietverlening
is een principiële beleidswijzi
ging. De voorstanders van cre
dietverlening aan personen bui
ten de landbouw komen thans I
aan bod, zij het dan dat door
dachte restricties een te grote
vrijheidszin inperken. De om-
schrijving van art. 47 lid 3 der
modelstatuten van de plaatselij- 1
ke boerenleenbanken zou komen
te luiden: „De bank verleent
voorschotten en credieten aan
leden ter instandhouding en ver- 1
betering van hun landbouwbe
drijf, alsmede ter instandhou-
ding en verbetering van andere 1
bedrijven, mits de werkingssfeer
van deze laatste zich beperkt tot
de plaatselijke gemeenschap",
enz. In artikel 50 lid 2 wordt
bovendien voorgesteld een ma
ximum van 5000,aan te j
houden voor credieten, welke I
niet door hypotheek gedekt zijn.
Indien deze redactie in ongewij
zigde vorm wordt goedgekeurd,
zal zonder twijfel in de praktijk
veel afhangen van het wijs en
oordeelkundig beleid van de be
trokken beheerders, omdat de
geest van deze nieuwe bepaling
zich moeilijk laat vangen binnen
het kader van enkele volzinnen. 1
De toevoer van nieuwe leden
tot de plaatselijke boerenleen
bank hangt met de verruiming
van de credietverlening samen.
Derhalve moet een meerderheid
van leden, die lid zijn van een
aangewezen afdeling van de
Boerenbond, in Bestuur en Raad
van Toezicht gewaarborgd zijn.
Het karakter van de boerenleen
bank als zodanig blijft op deze
wijze gehandhaafd, terwijl nieu
we elementen kans geven op een
lrisse en originele kijk op de
zich presenterende problemen
in een andere sector dan die van
land- en tuinbouw. Overigens
zal op vele plaatsen de bestaande
situatie reeds vrij goed in de
nieuwe reglementering passen.
Een bezwaar maken wij tegen
de uitdrukking „de grootste
helft", voorkomende in art. 15
lid 3. Dit is een contradictie die
voorkomen kan worden.
Een punt van belang voor de
kassier is de uitbreiding van zijn
procuratie en het niet meer ge
bonden zijn aan het lidmaat
schap van de boerenleenbank.
Deze wijzigingen geven hem
meer de status van ambtenaar,
meer bevoegdheid in zakelijke
aangelegenheden en ontlasten
hem van de persoonlijke aan
sprakelijkheid bedoeld bij art.
12 lid 1 der statuten. Sommige
kassiers zullen hebben verwacht,
dat in aansluiting hierop ook
art. 29 zou worden gewijzigd,
n.1. de benoeming van de kas
sier voor een ambtsperiode van
4 jaren. Deze periodendienst
lijkt ons voor een ambtenaar