Tioeim&enèani -]uiaitijJl
dtet q.emee(idckappteCi{k q.e&iuik aan.
(taftcl&cuccaoaehktuicïen.
De practijk heeft bewezen,
dat de Nederlandse boer in het
algemeen geen voorstander is
van het gemeenschappelijk ge
bruik van landbouwwerktuigen.
In het verleden werden wel eens
combinaties gevormd, die geza
menlijk dorsmachines, trekkers,
landrollen e.d. aanschaften, doch
deze behoorden tot de uitzonde
ringen. Mogelijk is de Neder
landse boer te individualistisch,
te zelfstandig, om met vrucht in
dergelijke combinaties te kun
nen werken, alhoewel het in
doorsnee kleine Nederlandse
landbouwbedrijf zich goed leent
tot het gezamenlijk gebruik van
landbouwwerktuigen. De steeds
toenemende kapitaalbehoefte
voor de verdere intensivering, en
daarmede samengaande mecha
nisering, van de landbouw zal
vooral aan de kleine bedrijven
onevenredig hoge eisen gaan
stellen.
In deze artikelen zal geen onder
scheid gemaakt worden tussen land
bouwwerktuigen en landbouwmachines.
Beide categorieën zullen begrepen zijn
in „Landbouwwerktuigen
Na de bevrijding, toen zowel
arbeidskrachten als landbouw
werktuigen schaars waren en
juist in verband met voedsel en
voedergebrek een intensiever
bodemgebruik een noodzakelijk
heid was geworden, trachtte de
Overheid de beperkt importeer-
bare landbouwwerktuigen een
zo volledig mogelijke benutting
te geven. Daartoe werd de aan
koop hiervan voor specifieke
landbouwwerktuigen coöperaties
vergemakkelijkt.
In het bijzonder werd deze
organisatievorm gestimuleerd
door de ter beschikking stelling
van subsidiën, welke een be
paald percentage van de aan
koopprijs van de aangeschafte
werktuigen beliepen. De hoogte
van de subsidie was afhankelijk
van de bedrijfsgrootte der toe
getreden leden. Het gemiddelde
beliep een bijdrage van 30%.
De ervaringen met deze land
bouwwerktuigen coöperaties
kunnen niet algemeen gunstig
worden genoemd. Een niet on
aanzienlijk percentage heeft te