133
weinig zekerheden kan bieden.
Een oplossing voor deze moei
lijkheden is in de meeste geval
len niet te vinden.
Het erfpachtsrecht kent, in
dien partijen althans niet anders
overeenkomen, aan de erfpach
ter geen enkel vergoedingsrecht
toe met betrekking tot de door
hem gestichte gebouwen en ver
richte inplantingen. Slechts bij
het einde van het recht kan de
erfpachter de door hem onver
plicht gestichte gebouwen en
gemaakte beplantingen afbreken
en verwijderen. Een eerste eis
is dan ook, dat in het erfpachts
contract een behoorlijke vergoe
dingsregeling wordt opgenomen
zowel met betrekking tot het
geen onverplicht als tot hetgeen
verplicht door de erfpachter is
gesticht. Tweedens dient het
erfpachtsrecht een zeer lange
duur te hebben terwijl de over
draagbaarheid en de vererving
aan niet al te stringente bepa
lingen mogen zijn gebonden.
Voorts mag, indien de canon
wisselend is, deze nimmer kun
nen worden opgetrokken naar
de netto pachtwaarde van het
gehele efrpachtsgoed, d.i. het
erfpachtsgoed met inbegrip van
de door de erfpachter gestichte
gebouwen, gedane inplantingen
en aangebrachte verbeteringen.
Tenslotte moet met de rechten
van een eventuele hypotheek
houder op afdoende wijze wor
den rekening gehouden.
Eerst wanneer aan het boven
staande is voldaan kan men spre
ken van een recht, dat voor een
grondgebruiker van grotere
waarde kan zijn dan een pacht-
recht, omdat hij zulk een recht
kan beschouwen als een duur
zaam bezit, waarin hij met een
gerust hart kan investeren en
als een object, onder hypothe
cair verband waarvan hij geld
kan lenen voor die investerin
gen, welke de netto pachtwaar
de en dus de verkoopwaarde
van het erfpachtsgoed verhogen.