ii7 voor de financiering van de sei zoensuitgaven voor het lopende productie-proces. Op de geko zen peildatum in het hegin van het jaar waren de vlottende schulden uiteraard minimaal. In verband daarmede menen wij te mogen stellen, dat een deel van de credietmogelijkheden niet be schikbaar zal zijn voor inves teringsdoeleinden, zoals in het L.E.I.-rapport is aangenomen, doch in feite gebruikt zal moe ten worden voor de seizoensfi nanciering, die meer en meer ge schiedt met gebruikmaking van de z.g. crediet-hypotheek. In dit verband moeten wij ook nog in gaan op de kwestie van de af- schrijvingsgelden. In het L.E.I.- rapport wordt aangenomen (pag. 50 onderaan), dat de vervan gingsinvesteringen doorgaans uit lopende afschrijvingsgelden die niet zouden zijn medegere- kend kunnen worden gefi nancierd. Dit nu menen wij ern stig te mogen betwijfelen. In land- en tuinbouw wordt goed deels afgeschreven op basis van de historische kostprijs; d.i. ze ker het geval voor het bij de eigendomsbedrijven zo zwaar tellende gebouwen-kapitaal. In verband hiermede mag niet erop worden gerekend, dat de af schrijvingsgelden voldoende zijn voor de vervangingsinvesterin gen en derhalve kunnen de voor financiering beschikbare gelden ook uit dien hoofde niet geheel worden gereserveerd voor nieu we investeringen. In het verleden is wel geble ken, dat de landbouw ook steeds een appeltje voor de dorst in depressie-perioden broodnodig heeft. Daarop is dan ook steeds gerekend en de ruime bedragen, die bij de boerenleenbanken worden aangehouden, zijn o.m. daardoor te verklaren. Bij de be rekening van de voor financie ring beschikbare bedragen is evenwel geen rekening gehou den met een fonds voor „opvan ging van risico's van misoogst en prijsdalingen". Dit wordt geen bezwaar geacht, want dan kan men altijd nog wel bij de boerenleenbanken terecht, waarbij vooral gedacht wordt aan borgtocht-voorschotten, die zo nodig kunnen worden opge nomen. Het L.E.I.-rapport gaat daarbij ervan uit, dat de bere kende credietmarges ruim zijn genomen. Wij spraken reeds als onze mening uit, dat het tegen deel het geval is. De berekende credietmarges zijn te ruim geno men, omdat met de rentabiliteit geen rekening is gehouden. Ook borgtochtvoorschotten kunnen slechts worden opgenomen voor zover de mogelijkheid tot beta ling van rente en aflossing aan wezig is. Een bedrijf zonder aan wijsbare reserves voor tegensla gen moet dan ook als onder-ge financierd worden beschouwd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 13