116 cieringen en dat vooral het grondcrediet steeds door parti culiere en institutionele beleg gers met leningen op lange ter mijn is verzorgd. Hierin valt echter in de laatste tijd een ken tering te constateren. De sociale betekenis van het coöperatieve landbouwcrediet spreekt intussen duidelijk in dit rapport. Het zijn vooral de klei ne eigendomsbedrijven, die hun financieringsbehoeften bij de boerenleenbank hebben gedekt. Dit is geheel in overeenstem ming met de financieringstaak, waarvoor de boerenleenbanken zijn opgericht n.1. om vooral het kleine zelfstandige landbouwbe drijf aan financieringsmiddelen te helpen. Het percentage boe renleenbankschuld is het hoogst bij de kleine bedrijven en bij de bedrijven van jonge boeren. De bepaling van de liquidi teit en van het financierings- vermogen Een andere opmerking, die wij zouden willen maken, betreft de bepaling in het L.E.I.-rapport van de liquiditeit alsmede van de bedragen, die voor investering beschikbaar zijn. Onder meer is daarbij rekening gehouden met door de boer zelf uitgezette gel den. Daaronder zullen veelal ook begrepen zijn de bedragen, door boeren aan kinderen geleend veelal als voorschot op hun erf deel. Deze gelden komen eigen lijk niet voor terugvordering in aanmerking en mogen dus naar onze mening ook niet in acht worden genomen bij de beoor deling van de financiële positie van de bedrijven. In dit verband hebben wij ook een algemeen bezwaar tegen de becijferingen en de daaruit getrokken conclu sies. Wij zeiden reeds, dat het opvallend is, dat zoveel geld bij andere dan boerenleenbanken is opgenomen. De onderlinge fi nanciering in de boerenstand is dan ook ongetwijfeld zeer ruim. Hier schuilt evenwel een gevaar voor dubbeltelling, dat, indien wij goed zien, niet is ontgaan. Bij de boeren met uitstaande gel den zijn deze medegerekend ter bepaling van hun liquiditeit en van de voor investering beschik bare bedragen. Indien evenwel deze bedragen voor de financie ring van investeringen worden opgenomen, zullen zij meestal aan de financiering van andere boeren moeten worden onttrok ken. Hiermede is, indien wij goed zien, bij de opstelling van de voor de financiering in de landbouw beschikbare bedragen geen rekening gehouden. Ook speelt in dit verband de peildatum nog een rol. Wij heb ben gezien, dat ongeveer 40%) van de bedrijven niet over vol doende eigen middelen beschikt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 12