82 liet erfpachtsrecht in het open haar te verkopen. Vergoeding bij het einde van het recht De door een erfpachter ge stichte gebouwen en aange brachte beplantingen zijn het eigendom van de grondeigenaar. De erfpachter mag deze gebou wen en beplantingen tijdens de duur van zijn recht niet afbre ken en verwijderen. Wel is de erfpachter bevoegd bij het einde van zijn recht de door hem on verplicht gestichte gebouwen en aangebrachte beplantingen weg te nemen. Was een erfpachter krachtens de acte van uitgifte verplicht om gebouwen te stich ten of beplantingen aan te bren gen, dan mag hij deze dus bij het einde van zijn recht niet a moveren. Voorts geeft de wet de erf pachter geen enkel recht om van de eigenaar te vorderen, dat deze de waarde betaalt van de door de erfpachter gestichte ge bouwen en aangebrachte beplan tingen. Daar de afbraakwaarde van gebouwen alsmede de waarde van gerooide bomen over het algemeen gering mag worden genoemd en zelfs dikwijls niet zal worden overtroffen door de kosten aan de afbraak en de rooiing verbonden, heeft de erf pachter aan zijn recht tot amo- veren niet veel en zal er meestal van een amoveren niet veel ko men. Dit heeft echter tengevol ge dat de grondeigenaar wordt verrijkt. Daarom vinden wij het noodzakelijk, dat de erfpachter bij elke beëindiging van de erf pacht, onverschillig om welke reden ook, niet alleen recht heeft op vergoeding van de door hem zowel verplicht als onver plicht gestichte gebouwen en gedane inplantingen, doch ook van de waardevermeerdering van de grond tengevolge van door hem aangebrachte verbete ringen, waartegenover dan be paald kan worden, dat de erf pachter niet bevoegd is tot amo veren en dus verplicht zal zijn het erfpachtsobject op te leve ren in de staat waarin het ver keert bij het einde van het recht. De hoegrootheid van die ver goeding zou kunnen worden ge steld op de prijs, die voor de gestichte gebouwen en aange brachte beplantingen en verbe teringen bij verkoop van een soortgelijk erfpachtsrecht zou kunnen worden bedongen. Tenslotte zou de eigenaar verplicht moeten worden de vergoeding uit te keren aan een hypotheekhouder tot en ten be- lope van het bedrag zijner vor dering, terwijl het overige dan aan de erfpachter c.q. zijn recht verkrijgenden kan worden vol daan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 34