68
I. De financiële structuur
van het merendeel der land
bouwbedrijven in Nederland
kan op de peil-datum gezond
worden geacht, waardoor in het
voorjaar 1952 van een algemeen
knelpunt op het gebied van de
financiering van investeringen
geen sprake was.
II. Ondanks de gestegen
kosten is de rentabiliteit in de
afgelopen jaren (1952/54) niet
ongunstig geweest. Deze om
standigheid zal ongetwijfeld
aan de financiële positie van de
landbouwbedrijven zijn ten goe
de gekomen. Weliswaar doet
zich een kentering in de renta
biliteit voor, doch zeker niet in
die mate dat de financiële struc
tuur hierdoor sinds het voorjaar
van 1952 kan zijn verzwakt. Ge
zien de uitkomsten in de jaren
1952/53 en 1953/54 is veeleer in
het algemeen een kleine verbe
tering van de financiële positie
ten opzichte van 1952 mogelijk.
III. De vraag, of de beschik
bare geldmiddelen toereikend
zijn om in de kapitaalbehoeften
verband houdende met de eisen
van moderne bedrijfsvoering te
voorzien, vond geen beantwoor
ding. Een onderzoek naar de
kapitaalbehoeften is niet inge
steld. Het zou ook uitermate
moeilijk zijn bij benadering te
schatten, hoe groot de kapitaal
behoefte der bedrijven is.
Tot zover de conclusies van
het L.E.I.-rapport over de fi
nanciële positie van landbouw
bedrijven in Nederland, waar
over wij de volgende keer ons
eigen commentaar zullen geven.