NAJAARSCURSUS 1955
DE DIRECTIE AAN NET WOORD
VERVOLG
In aansluiting aan de in het
vorig overzicht beschreven ge-
dachtenwisseling over het rente-
beleid werd nog gesproken over
de rentabiliteit van de boeren
leenbanken. Deze kan in het al
gemeen als niet ongunstig wor
den beoordeeld. Gewezen werd
op factoren, die een gunstige in
vloed zouden kunnen uitoefenen
en op andere, die de bedrijfsre
sultaten enigermate nadelig zou
den kunnen beïnvloeden. Als
gunstige factor kon naar voren
worden gebracht, dat de uit
staande voorschotten in de loop
van 1954 niet onaanzienlijk wa
ren gestegen en een iets hoger
percentage waren gaan uitmaken
in het balanstotaal van de boe
renleenbank, alsmede dat het in
leggerstegoed was gestegen.
Daarentegen zullen de bedrijfs
resultaten enigszins nadelig wor
den beïnvloed door de stijging
van lasten, zoals wegens hogere
salarissen en sociale bijdragen.
Ook kan daarbij nog worden
gedacht aan de hogere bijdrage
in de inspectiekosten, welke in
gevolge het gewijzigde Huishou
delijk Reglement van de Cen
trale Bank voor het jaar 1955
ten volle verschuldigd zal zijn.
Algemeen bestond evenwel
de overtuiging, dat de voorde
len de nadelen zouden overtref
fen, zodat het nieuwe jaar met
goed vertrouwen mocht wor
den tegemoet gezien. Slechts
voor de kleinere banken zou van
een minder gunstige positie kun
nen worden gesproken. Daarbij
werd met name gedoeld op het
deel van het rekening-courant
tegoed bij de Centrale Bank,
(15% van het inleggerstegoed
bij de aangesloten boerenleen
bank) waarover slechts iJ4%>
wordt vergoed. De vraag werd
gesteld, of dit deel voor de klei
nere boerenleenbanken niet la
ger zou kunnen worden gesteld.
Het gunstige antwoord van
Bestuur en Raad van Toezicht
van de Centrale bank op deze
vraag is inmiddels in de rente
circulaire voor 1955 bekend ge
maakt en elders in dit nummer
van de „Maandelijkse Medede
lingen" behandeld.
De crediet- en voorschot
verlening
Het was te verwachten, dat
voor de behandeling van dit on
derwerp grote belangstelling