9919 Op haar beurt werden de Boerenleenbanken geadviseerd, om zoveel mogelijk dezelfde rente-tarieven te blijven aan houden als thans gelden. Voor spaargelden is dit een credit-rente van 2.4 tot 2.5%; voor hypothecaire voorschotten een debet-rente van 3%% en voor credieten in lopende rekening van 4%. Op vele cursus-bijeenkomsten v/erd gewezen op het grote bezwaar van de concurrentie met hogere spaarrente-tarieven bij andere instellingen enerzijds en lagere debetrente-tarie- ven vooral voor hypotheken bij bepaalde beleggingsinstel lingen anderzijds. In verband met het laatste werd opmerk zaam gemaakt op hef verschil in karakter, dat doorgaans be staat tussen de hypothecaire voorschotten van de boeren leenbanken, waarvan het gemiddelde bedrag nauwelijks 5.000,overtreft, en de hypotheken van beleggingsinstel lingen, die meestal grotere bedragen betreffen alsmede de meer courante onderpanden. Maar dan ontgaan ons de mooi ste posten, aldus werd opgemerkt. Inderdaad kan dit het ge val zijn van een algemeen of z.g. sociaal rente-tarief. Op dit bezwaar werd dan ook geantwoord, dat de Centrale Bank in daarvoor in aanmerking komende gevallen geen bezwaar zou maken tegen een iets lagere debet-rente voor dergelijke hypothecaire voorschotten, mits onder handhaving van het algemeen rente-tarief. Uiteraard zouden beheerders tegen over hun algemene vergadering de verantwoordelijkheid moeten dragen voor een zodanig meer commercieel inqe- steld beleid. Voor de spaarrente ligt het concurrentie-bezwaar iets an ders. Sommige boerenleenbanken werken in een streek, waar in spaarbanken een hogere spaarrente vergoeden. Alsdan is het moeilijk aan te zien, dat de spaargelden van de boeren leenbank naar een naburige spaarbank zouden worden over geheveld. Het algemeen advies is dan ook om in dergelijke gevallen, waarin de concurrentie daartoe dwingt, een verho ging der spaarrente-tarieven voor te stellen, doch tegelijker tijd daarbij te waken voor de rentabiliteit. In dringende ge vallen kunnen in verband daarmede bijzondere maatregelen nodig zijn. Een verdere verhoging dan 2.64% of fen hoogste 2.70% zal echter niet worden goedgekeurd. Bij een kapitaal-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 7