9924
2-1-52
2-1-53
4-1-54
14-12-54
Intern, concerns
125
128
153
291
Binnenl. bedrijven
132
128
155
214
Banken
117
120
134
168
Scheepvaart
141
107
128
151
Cultures
34
30
45
50
Indonesië en div.
39
37
46
56
Algemeen indexc.
108
105
126
190
Op de obligatiemarkt heeft de geldruimte eveneens tot
dusdanige koersstijgingen geleid (alleen gaat het hier heel
wat rustiger en zijn er aanwijsbare grenzen), dat men prac-
tisch alle fondsen op recordhoogte aantreft. Het obligatie
rendement is daarmede reeds dermate laag geworden, dat
zelfs menig 3/^%-schuldenaar al ging uitrekenen, of conversie
hem geen winst opleverde, aannemende dat de leningsvoor
waarden, waaraan hij zich destijds heeft gebonden, (reeds)
conversie toelaten. Voor de particuliere belegger is het zeker
tijd geworden, om eens te gaan controleren, hoe het staat
met het conversiegevaar voor zijn 3/-2% en hoger rentende
obligaties: hij zal in menig geval tot de conclusie komen, dat
daarbij zijn rendementskans lager ligt dan de spaarrente bij
de boerenleenbank.
Hoe de obligatiekoersen zich inmiddels hebben ontwik
keld en welk rendement daaruit valt af te leiden (met kansen
op vervroegde aflossing is daarbij geen rekening gehouden),
leze men af uit ons laatste koersstaatje van dit jaar:
12-11-'54
10-12-'54
3-3^2% Nederland 1947
100V8
(3,47%)
1007„
(3,45%)
3j4°/o Beleggingscert.
1007„
(3,27%)
1017,
(3,22%)
3^4°/o Nederland 1950
1007s
(3,25%)
1017,
(3,17%)
3%% Nederland 1953
104
(3,47%)
1027,
(3,59%)
334% Nederland 1954
1007,6
(3,27%)
101716
(3,16%)
3% Grootboek 1946
987,
(3,14%)
9915/,e
(3,03%)
3% Nederland 1962-64
1017,6
(2,89%)
101%
(2,83%)
3% Investeringscert.
100u/l6
(2,93%)
1017,6
(2,86%)