9876
fe passen aan deze doelstelling. Daarbij moet in het bijzonder
rekening worden gehouden met de navolgende {actoren:
a. een arbeidsbezetting, die in overeenstemming is met de
bedrijfs-economische resultaten;
b. voor een dergelijke arbeidsbezetting eenzelfde loon
niveau als geldt voor overeenkomstige arbeidskrachten in hef
industriële bedrijf met inbegrip van een ondernemersloon
voor de organisatorische leiding van het bedrijf.
c. een rentevergoeding voor het geïnvesteerde kapitaal,
die in overeenstemming is met de algemene rentestand.
3e. Door de economische politiek en in het bijzonder de
prijs-, crediet-, handels-, douane- en belastingpolitiek van
een land moet een pariteit in de geschetste zin worden veilig
gesteld. Onafhankelijk daarvan behoort het tot de taak van
de algemene landspolitiek om de landbouw in al haar stre
vingen te ondersteunen en sub-marginale bedrijven tot een
voldoende productie in staat te stellen. Ruilverkaveling, land
aanwinning en wegenbouw, onderwijs en voorlichting, onder
zoek en wetenschap dienen dit doel.
SLOTRESOLUTIE VAN DE 3e SUB-COMMISSIE
INZAKE COÖPERATIEWEZEN.
De 3e Bijzondere Commissie van de Europese Landbouw
organisatie nam ter gelegenheid van de 6e Algemene Ver
gadering van de C.E.A. gehouden fe Weggis/Luzern van
3-9 Ocfober 1954 kennis van rapporten van Directeur P.
Ludwig (Luxemburg) over de „werkgroep ter bereiking van
samenwerking van de centrale aan- en verkoopcoöpera
ties in Europa", van Prof. Dr H. Frietema (Nederland) over
„het landbouw-coöperatiewezen en zijn markt-functie in het
moderne bedrijfsleven" en van Dr M. Horlacher (Duitsland)
over „de bijzondere positie van de landbouwcoöperaties in
de Amerikaanse anti-trust-wefgeving"
Nadat de bijzondere Commissie voor het coöperatiewezen
haar standpunt had bepaald met betrekking tot deze rappor
ten, heeft zij het navolgende vastgesteld:
De bijzondere positie van de landbouw met haar verschil-