9770
dergelijke ontwikkeling heeft plaats gevonden, schijnt zij in
een behoefte te hebben voorzien en moet een dergelijke
ontwikkeling in beginsel worden geaccepteerd. Wel evenwel
zou men daarbij onder ogen kunnen zien, in hoeverre de
boerenleenbanken zich daarbij aan dezelfde spelregels hou
den als de handelsbanken en commissionnairs in effecten, ten
einde te voorkomen, dat de concurrentieverhoudingen wor
den scheef getrokken, hetgeen geacht moet worden te zijn
noch in het belang van de onderscheiden groepen, noch
in hef algemeen belang. Zouden de besprekingen derhalve
worden uitgevoerd op basis van het uitgangspunt, dat tegen
over gelijke bevoegdheden gelijke verplichtingen moeten
staan, dan mogen ongetwijfeld constructieve oplossingen
worden verwacht. In zoverre daarbij echter bij vertegenwoor
digers van handelsbanken en commissionnairs in effecten
voor de geest mocht staan, dat de boerenleenbanken maar
moeten worden teruggedrongen tot hun positie van de vorige
eeuw: een paar arme boertjes aan voorschotten helpen
uit de moeizaam bijeen verkregen spaargelden dan kan
het overleg gevoegelijk achterwege worden gelaten en kan
daarvan geen heil worden verwacht. Waarmede wij weer
niet willen zeggen, dat het niet zou kunnen zijn, dat het
boerenleenbankwezen hier en daar zijn vleugels waf te wijd
heeft uitgeslagen, b.v. in zoverre eventueel in het dienstbe
toon het kader van de dorpsgemeenschap mocht zijn over
schreden en een voor de algemene markt werkende industrie,
die toevallig haar vestigingsplaats in een of ander dorp heeft
gevonden, b.v. wat befreft de credietfinanciering, tot de actie
radius van de boerenleenbank wordt gerekend. Hier zou het
boerenleenbankwezen wellicht goed doen uit een dubbel
zelfbehoud de grenzen van haar werkterrein niet uit het oog
te verliezen en wel vooreerst, omdat haar financiële positie
en in het bijzonder de tof basis dienende algehele aansprake
lijkheid der leden daartoe dwingen, en voorts, omdat bij een
activiteit, die zelfs het kader van de dorpsgemeenschap over
schrijdt, inderdaad gesteld kan worden, dat het karakter van
boerenleenbank in gevaar komt.
Hiervoor gaven wij te kennen, dat in de verhouding tot
het spaarbankwezen een gezonde concurrentie aanwezig is,
die evenwel door een op onderling respect gebaseerd over-