9767 tiestemming zijnde, volstaat met een opwekking aan alle kassiers om nog eens na te gaan, of zij niets voor de eigen rubriek op het hart hebben. BOERENLEENBANKEN IN DE CONCURRENTIE-STRIJD. Indien wij onze ogen goed de kost geven, kunnen wij in het financieel organisme van ons land verschillende verschijn selen waarnemen, die ons wel niet aanstonds behoeven te verontrusten, maar die ons toch wel te denken geven. Zo heeft ons getroffen het jaarverslag van de Bond voor den Geld- en Effectenhandel te 's-Gravenhage, waarin een pas sage voorkomt, die geheel aan het landbouwcredietwezen is gewijd. Ook valt ons op de activiteit van sommige spaarban ken, die de indruk geeft van een zeker expansionisme d.w.z. van zin tot uitbreiding van eigen zaken ten koste van ande ren. Tenslotte zien wij ook overheidsinstanties optreden op het gebied van het spaarwezen en van de financiering van de bouwnijverheid, zonder dat gebleken is, dat de bestaande par ticuliere organisaties op dat terrein tekort schieten. Aan deze verschijnselen zouden wij enige beschouwingen willen wijden. In het verslag van de Bond voor den Geld- en Effecten handel over het jaar 1953 zijn wij de navolgende passages tegengekomen: „De positie van de coöperatieve landbouwcredietbanken trok in het verslagjaar opnieuw de aandacht, vooral ook in verband met de uitvoering van de Wet Toezicht Crediet- wezen. Behalve op het terrein van het landbouwcredietwezen heb ben de coöperatieve banken zich ook begeven op het terrein van de handelsbanken en spaarbanken; soms hebben zij het karakter van landbouwcredietbank vrijwel verloren. De feite lijke bevoordeling door het Rijk van de coöperatieve banken heeft daarmede alle zin verloren. Het tweeslachtige karakter van handelsbanken annex spaarbanken leidt tot een onge rechtvaardigde bevoorrechting boven de gewone handels banken. Door de Nederlandse Bankiersvereniging, hierbij gesteund door de Bond werden stappen ondernomen om te bewerken,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 3