9787 Algemene bepalingen. Wie arbeider in de zin van de wet is. kende aan kleine zelfstandigen. Deze materie is echter in een afzonderlijke wet geregeld. Onder arbeider wordt in deze wet verstaan ieder, die in dienst is van een onderneming of van een publiekrechtelijk lichaam; voorts worden als arbeider aangemerkt: a. zij, die een rente genieten krachtens de Ongevallenwet ten of de Ziektewet en zij, die een uitkering ontvangen op grond van de Werkeloosheidswet; b. verschillende groepen van personen, die geen arbeider in de hierboven bedoelde zin zijn, doch door de wet in bepaalde omstandigheden met arbeiders worden gelijk gesteld. Hieronder vallen: kleine aannemers, provisiereizigers voor één onderneming, thuiswerkers en personen, die tegen beloning persoonlijk bepaalde werkzaamheden buiten loondienst verrichten. c. degene, die bij wijze van werkverschaffing is tewerk ge steld en daarvoor een geldelijke vergoeding geniet. Van de hierboven aangegeven categorieën van personen wordt echter niet als arbeider beschouwd: 1. degene, die bij wijze van beroep tegen loon arbeid ver richt, wanneer hij alleen in buitengewone gevallen tegen loon arbeid van korte duur verricht; 2. degene, wiens loon uitsluitend bestaat in onderricht; 3. degene, die aanspraken op kinderbijslag kan ontlenen aan een regeling vastgesteld bij een andere wet of vast gesteld door de Kroon of aan een bijzondere door de Minister goedgekeurde regeling. ad 3. Een regeling als onder 3 bedoeld bestaat uitsluitend voor het Rijk, de Provinciën, de Gemeenten, de grote Wa terschappen en voor de N.V. Nederlandse Spoorwegen. Onder werkgever wordt verstaan ieder, die een of meer arbeiders bij een onderneming in dienst heeft. Bij een publiekrechtelijk lichaam wordt als werkgever aan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 23