De ziekengelduitkering. 9728 indien hij korte tijd na atloop van de dienstbetrekking ar beidsongeschikt wordt door ziekte. Degene, die verzekerd is ingevolge de Ziektewet heeft bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, recht op ziekengeld. Met ziekte wordt gelijkgesteld zwangerschap en bevalling, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de gehuwde en de ongehuwde arbeidster. Er bestaat geen recht op een uitkering, van ziekengeld, indien de ziekte het gevolg is van een ongeval in de zin van de Ongevallenwetten, in welk geval een uitkering kan geno ten worden krachtens de zo juist genoemde wetten. Een uit kering op grond van genoemde wetten kan echter slechts ontvangen worden, indien de arbeidsongeschiktheid het ge volg is van een ongeval aan de arbeider in verband met zijn dienstbetrekking overkomen. Is de ziekte dan ook het ge volg van een ongeval, dat de arbeider in zijn vrije tijd is overkomen, dan bestaat wel recht op een uitkering ingevolge de Ziektewet. Het ziekengeld bedraagt per dag 80% van hef dagloon van de verzekerde. Onder dagloon verstaat de wet het loon, dat in de dertien kalender- of loonweken, voorafgaande aan de ongeschikt heid tot arbeiden, gemiddeld per dag verdiend is door ge lijksoortige arbeiders in hetzelfde of in een gelijksoortig bedrijf. De wetgever heeft deze objectieve maatstaf aangelegd om te voorkomen, dat de verzekerde arbeider door een ho ger loon op te geven dan het feitelijk door hem genotene aanspraak zou kunnen maken op een hogere ziekengeld uitkering. In de practijk vindt echter de bepaling van het dagloon slechts in uitzonderingsgevallen aan de hand van bovenver melde maatstaf plaats. De wet opent namelijk de mogelijk heid voor de Bedrijfsverenigingen belast met de uitvoe ring van de Ziektewet om een afwijkende regeling te treffen voor de berekening van het dagloon van bepaalde groepen van arbeiders. Van deze bevoegdheid hebben veel Bedrijfsverenigingen gebruik gemaakt. Hef ziekengeld kan gedurende ten hoogste 52 weken wor-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 24