9719 sproken, dat deze conferentie geen stap in de richting van een werkelijke landbouwintegratie zou brengen. Verschil lende landen, zoals Engeland en Zwitserland, hadden al dui delijk verklaard niet mee te kunnen doen aan een poging tot een West-Europese eenheidsmarkt voor agrarische producten te komen. Andere landen, zoals West-Duitsland, België en Frankrijk wilden wel zekere internationale regelingen op het terrein van de handel in land- en tuinbouwproducten, maar dan in de vorm van zgn. productieovereenkomsten. Deze zouden moeten inhouden, dat de invoer maar alleen voor zover het importland hieraan behoefte had bij voorkeur uit de andere deelnemende landen zou moeten geschieden, De eigen land- en tuinbouw zou er geen last van mogen ondervinden, zo mogelijk wel voordeel van moeten plukken. Daarom was Frankrijk, dat meer tarwe teelt dan het zelf no dig heeff, voor een Europese farwe-overeenkomsf. Deze landen willen de handel tussen de verschillende landen van West-Europa bevorderen en uitbreiden, doch ten koste van andere landen, b.v. Canada en de Verenigde Staten. Er waren eigenlijk geen landen, welke zich aansloten bij het Nederlandse standpunt, dat de landbouwintegratie zich op de eerste plaats zou moeten kenmerken door een ver mindering van de onderlinge handelsbelemmeringen. Dit zou een grotere mate van onderlinge concurrentie betekenen, welke weer een prikkel tot verlaging van de productiekosten zou vormen. Maar van deze prikkel wilden de landen, welke veel land- en tuinbouwproducten invoeren, juist niets weten. Nederland zo redeneerden zij had goed praten: de Nederlandse land- en tuinbouw staat immers op een hoog peil en is op export aangewezen. Maar hun eigen land- en tuinbouw is door allerlei omstandigheden zwaar gehandicapt en kan zo maar niet ineens aan een grotere concurrentie blootgesteld worden, zeker niet aan een concurrentie van Nederland, waar de Overheid boeren en tuinders op allerlei manieren helpt. De besprekingen in Parijs waren dit valt uit het boven staande gemakkelijk af te leiden voor Minister Mansholt allesbehalve gemakkelijk. Hij moest trachten te voorkomen, dat er besluiten genomen werden, welke lijnrecht ingingen tegen zijn opvattingen omtrent landbouwintegratie en ook tegen de belangen van de Nederlandse land- en tuinbouw.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 15