9698
lelijke boerenbonden aangesloten vakorganisaties van kas
siers enz. en wel binnen het kader van de Katholieke Neder-
landsche Boeren- en Tuindersbond, dan wel van de Christe
lijke Boeren- en Tuindersbond, zoals nu eenmaal in ons land
de vakorganisatie levensbeschouwelijk is opgebouwd. Tussen
de twee of drie (de K.N.L.C. zou voor de niet-chrisfelijke of
katholiek georiënteerden een overeenkomstige vakorganisa
tie in het leven kunnen roepen) nationale federaties van vak
organisaties zou een nader te overwegen samenwerking kun
nen worden tot stand gebracht.
Ongetwijfeld is deze gedachte voor onze kassiers evenals
voor de zaakvoerders en agenten nieuw. Hetzelfde geldt
ook voor de boerenbonden, die, indien wij goed zijn inge
licht, nog niet hebben gedacht over de verbinding van een
dergelijke vakorganisatie voor directeuren, kassiers, zaak
voerders, agenten e.d. aan hun gewestelijke boerenbond.
Hierbij doet zich de moeilijkheid voor, dat als bezwaar voor
een dergelijke verbinding zou kunnen worden aangemerkt,
dat een zodanige vakorganisatie als het ware zou worden
ondergebracht bij de gewestelijke bond, die tevens de
standsorganisatie is voor diegenen, die als werkgevers op
treden voor de desbetreffende functionarissen. Dit wordt ech
ter niet als een overwegend bezwaar aangevoeld, ook al
daarom niet, omdat er van mag worden uitgegaan, dat een
dergelijke vakorganisatie, aangesloten bij de Boerenbond
voldoende eigen leven zou worden gelaten. Tenslotte moet
men van twee kwaden het minste kiezen: ofwel aansluiting
van de meergenoemde functionarissen bij de Boerenbond als
standsorganisatie en waf betreft de vakorganisatie bij een an
dere centrale, dan wel aansluiting bij de Boerenbond als
sfandsorganisatie en tevens bij een eigen vakorganisatie, die
bij de Boerenbond is ondergebracht. Voor zover wij de me
ning van organisatie-deskundigen hebben kunnen peilen,
wordt algemeen meer voor de laatste oplossing gevoeld.
En hiermede hebben wij niet alleen de resultaten van de
gehouden enquête medegedeeld, doch tevens aangegeven
tot welke practische gevolgtrekkingen de resultaten van de
gehouden enquête binnen het kader van het in ons land nu
eenmaal bestaand organisatie-patroon, zouden kunnen lei-