9695
overeenkomende kenmerk, dat de kassiers-, zaakvoerders-
en agentenfunctie in een zekere zelfstandigheid wordt uit
geoefend, hoezeer ook de desbetreffende funcfionarissen
juridisch als werknemers kunnen worden besfempeld. Ook al
omdaf het van groot belang moet worden geacht, dat onze
kassiers zoveel mogelijk samen leven met de boeren en tuin
ders, wier belangen zij in hun ambtsbediening zo goed mo
gelijk hebben te behartigen, menen wij, dat de boerenbond
als de voor de kassiers passende standsorganisatie zou kun
nen worden aangewezen. Door een organisatie binnen het
kader van de boeren- en tuindersbond kan ook worden ge
waarborgd, dat kassiers, zaakvoerders en agenten, ook wan
neer zij hun ambt als een volle dagtaak gaan uitoefenen,
niet vervreemden van de boeren- en tuindersstand, doch ge
heel in het milieu van boeren en tuinders blijven leven en
werken. Voor alle duidelijkheid is het wellicht goed op te
merken, dat wij hierbij geenszins een afzonderlijke boeren
standsorganisatie beogen voor kassiers, zaakvoerders en
agenten, doch dat zij zich als zodanig bij de ter plaatse ge
vestigde boerenbond zouden kunnen aansluiten.
Dit standpunt brengt mede, dat de eisen, waaraan de leden
van de boerenstandsorganisatie zouden moeten voldoen om
als lid van de boerenbond in aanmerking te kunnen komen,
zodanig zouden moeten worden gesteld, dat ook funcfiona
rissen als kassiers, zaakvoerders en agenten daaraan zouden
kunnen voldoen. Hiermede is niet in overeenstemming, dat
deze eisen zodanig zouden luiden, dat slechts leden van de
boerenbond kunnen worden zij, die als hoofd- of als neven-
bedrijf in de land- of tuinbouw werkzaam zijn. Het zou zelfs
aanbeveling verdienen, dat in de statuten der plaatselijke
boerenbond uitdrukkelijk zou worden opgenomen, dat een
werkzaamheid als die van een directeur van een zuivelfa
briek, kassier van een boerenleenbank, zaakvoerder van een
aan- of verkoopvereniging of agent voor de gewestelijke
verzekeringsinstellingen, voor het lidmaatschap van de boe
renbond in aanmerking doet komen. Het lidmaatschap van de
desbetreffende functionarissen zou ook zoveel mogelijk een
volwaardig lidmaatschap moeten zijn, met dien verstande,
dat men zich zou kunnen indenken, dat zij van het z.g. pas
sief stemrecht zouden worden uitgesloten d.w.z. dat zij niet
voor besturende functies in aanmerking zouden kunnen ko-