9501
daarmede ook haar eigen financiële posifie versterkt, hetgeen
ongetwijfeld in een verbeterde rendabiliteit tot uitdrukking
zal komen.
Uit de beschreven ontwikkeling bij de boerenleenbanken
vloeit voort een stijging van de tegoeden van de boeren
leenbanken bij de Centrale Bank:
(in duizenden guldens)
1952 1953
Tienjarige schuldbrieven 625 618
Boerenleenbanken 4% dep.-rek. 11.454
Boerenleenbanken deposito-brieven 1.025 1.549
Boerenleenbanken spaarres.-rek. 160 199
Boerenleenbanken rek.-courant 464.898477.230
466.708 491.050
Blijkens het hiervoor vermelde overzicht, dat is samenge
steld op basis van de balanscijfers van de Centrale Bank, zijn
de tegoeden van de boerenleenbanken bij de Centrale Bank
met rond 25 millioen gestegen. Het gedeelte van de stij
ging van de aan de boerenleenbanken toevertrouwde gel
den, dat niet door de boerenleenbanken zelf is uitgezet, is
dus wederom, zoals gebruikelijk, bij de Centrale Bank terecht
gekomen.
De beleggingen van de Centrale Bank geven verdergaande
verschuivingen te zien dan die, welke samenhangen met de
stijging van de tegoeden der boerenleenbanken. De op
korte termijn belegde gelden stegen van 121,4 tot 151,2
millioen. Het Effectentonds van de Centrale Bank steeg van
77,6 tot 98,3 millioen.
Daartegenover gaven de beleggingen op lange termijn
goeddeels bij publiekrechtelijke lichamen een daling te zien
van 221 tot 213 millioen. Hetzelfde geldt voor de post
debiteuren, die daalde van 76,8 tot 66,2 millioen, welke
daling voor een bedrag van 6 millioen betrekking heeft op
debiteuren tegen effecten-onderpand.
In de loop van het jaar 1953 werd het allengs moeilijker
om voor de aan de Centrale Bank toevertrouwde gelden een
passende belegging te vinden. Vooral op de geldmarkt ont-