9500
aan gemeenten buiten beschouwing laten, zien wij bij onze
boerenleenbanken een stijging van de eigen uitzettingen
met 25 millioen, van welke stijging 20 millioen komt
voor rekening van de z.g. vaste hypotheken. Procentueel
beloopt de stijging der eigen uitzettingen 16,5% ten opzichte
van het saldo dezer uitzettingen per ultimo December 1952.
Bij de groep Utrecht ligt dit percentage voor 1953 veel lager.
In de markante stijging van de eigen uitzettingen, die bij
de groep Eindhoven naar voren komt, mogen wij zien een
inhalen van een betrekkelijke achterstand, alsmede het ge
volg van het betrekken van de boerenleenbanken in de ver
zorging van het grondcrediet middels de verstrekking van
hypothecaire voorschotten op lange termijn.
Alles bijeengenomen mogen wij ons over de ontwikkeling
bij de boerenleenbanken gedurende 1953 gelukkig prijzen.
Het was een mooi jaar. De omzetten op lopende rekening
gaven wederom een stijging te zien. Zowel de crediteringen
als de debiteringen zijn in 1953 op jaarbasis boven 1 mil-
liard uitgekomen. Het maandgemiddelde dezer omzetten be
liep in 1953 voor de crediteringen 89 millioen en voor de
debiteringen 88,9 millioen; de overeenkomstige cijfers
voor 1952 beliepen resp. 81 en 79 millioen. Indien de
stortingen op spaarrekeningen nagenoeg stabiel zijn geble
ven, moeten we, behalve met de reeds genoemde werking
van de bijzondere maatregelen tot wering van oneigenlijke
spaargelden, ook nog rekening houden met de omstandig
heid, dat in 1952 nog een belangrijke overboeking van de
beleggingsrekening (laatste restant van de geldsanering) naar
spaarrekening heeft plaats gevonden. Dit verklaart de lagere
stortingen op spaarrekening in de maand Juni, die in 1952
30,8 en in 1953 22,6 millioen beliepen.
Overzien we het gehele jaar 1953, dan blijkt, dat de aan
de boerenleenbanken toevertrouwde gelden met rond 50
millioen zijn gestegen en dat de boerenleenbanken daarvan
zelf rond 25 millioen hebben uitgezet. Over een derge
lijke ontwikkeling mogen wij ons stellig verheugen. Niet al
leen blijkt daaruit, dat de boerenleenbanken in het spaar-,
crediet- en lopende rekeningverkeer wederom een nuttige
functie hebben kunnen vervullen, tegelijkertijd hebben zij