9451
befer, van een redelijke rente over het in het bedrijf geïn
vesteerde kapitaal. Eerst daarna zou er gesproken mogen
worden van winst, waarvan de tiscus zijn deel zou kunnen
opeisen. Daarmede zou iedere economische fiscale achter
stelling, ook wat betreft naamloze vennootschappen met
aandeelhouders, die tevens aanvoerders van grondstoffen
zijn, uit de wereld zijn geholpen.
Nu meer dan ooit, nu het gehele Nederlandse bedrijfs
leven, hef coöperatieve zowel als het niet-coöperatieve, on
der zodanige zware fiscale lasten gebukt gaat, dat terecht
van deskundige zijde wordt gevreesd, zoals op het onlangs
gehouden Congres van de Vereniging van Staathuishoud
kunde en Statistiek werd tot uitdrukking gebracht, dat on
voldoende zal worden geinvesfeerd, waarvan op de duur
zowel de werkgelegenheid als de export nadelen zouden
kunnen ondervinden, dient alles te worden nagelaten, wat
zou kunnen lijken op hef elkander uitdelen van fiscale klap
pen. Integendeel, vereend dient door het Nederlandse be
drijfsleven te worden gestreefd naar de hantering in de rege
ling van de Vennootschapsbelasting van een zuiver fiscaal
winstbegrip, waarin ruimte is voor winstverlagende afschrij
vingen, zo mogelijk voor vaste activa tot op 1,zoals
vroeger tof een goede financiële standing van het Neder
landse bedrijfsleven behoorde, alsmede voor de vorming
van passende vernieuwingsfondsen. Daarnaast zou gezamen
lijk het pleit dienen te worden gevoerd voor verlaging der
tarieven. Hierbij zou ook de fiscus als goed financier ver
standig doen zich te herinneren de wijsheid van de gulden
spreuk: „Wat in hef vat zit verzuurt niet". Immers, wat een
maal is afgeschreven, blijft afgeschreven en daarop kan niet
opnieuw worden afgeschreven, zodat na aanvankelijk even
tueel rigoureuze afschrijvingen, naderhand de fiscale wins
ten zoveel groter zijn, waarvan ook de tiscus zijn deel zal
kunnen eisen. En wat de besteding betreft van de door
afschrijving of reservering vrijkomende bedragen, zou men
gerust vertrouwen kunnen stellen in de Nederlandse onder
nemer, hetzij dit is het grootbedrijf, de zelfstandige privé
of de combinatie van zelfstandigen in de coöperafe. De
na-oorlogse praktijk heeft immers niet bewezen, dat het
gevaar voor verkeerde investeringen minder groot is, in-