9446 5. Kaasfabrieken: Eigen Banken middelen 1,2 min. 2,5 Vreemde middelen 5,1 56°/o Totaal 8,8 100% in 14% 30% 6. Kaas/Poederfabrieken: Eigen Banken middelen 2,7 min. 4,1 Vreemde middelen 7,- 50% Totaal 13,8 100% in 20% 30% Bij de beoordeling van de aldus samengevatte cijfers kan nog worden opgemerkt, dat de datum van 31 December in het algemeen gunstig is wat betreft de financiering door de Banken. Op dat tijdstip immers zijn de opgepotte nabefalings- gelden, die voor uitdeling in aanmerking komen, tijdelijk in de plaats getreden van een deel van het bankcrediet. Boven dien is omstreeks December de melkaanvoer hef laagst en zal derhalve ook de behoefte aan bankcrediet voor de regeling van de melkbetalingen het geringst zijn. Een gunstiger verhouding dan de hiervoor geschetste komt voor de dag, indien men tegenover elkander stelt de beschik bare middelen op lange termijn, waaronder zowel de eigen als vreemde middelen zijn begrepen enerzijds, en de korte termijn middelen anderzijds. Hiervoor moge worden verwe zen naar bijlage 3 bij het overzicht van de belastingafdeling. Aldaar ziet men uitgedrukt een stijging van het percentage korte-fermijnmiddelen tof 25,9% van de balanstelling in 1951, de post extra-afschrijving daaronder begrepen, waarna dit percentage daalt tot 9,4% op het einde van 1952. Maar vreemde middelen blijven altijd maar vreemde mid delen, ongeacht of zij op korte dan wel op lange termijn ter beschikking staan en op het bezwaar van een overwegend bedrag aan vreemde middelen is reeds hiervoor gewezen. Voor de beoordeling van de positie van de G.O.Z.-organisa tie blijft van het meeste belang, dat relatief genomen het eigen vermogen in de vorm van open reserves is achteruit gegaan. De extra afschrijvingen kunnen daarbij niet te hulp

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1954 | | pagina 14