9399
Landbouwgronden. De Wet is tezamen met deze algemene
regelen in werking getreden met ingang van 21 December
1953. Sindsdien leven we derhalve onder een nieuw prijs-
beheersingssysteem voor landbouwgronden. Uit de hierach
ter opgenomen algemene regelen voor de bepaling van de
hooost toelaatbare prijs za! blijken, dat het plafond van deze
prijsbeheersing aanzienlijk ruim is opgetrokken. Voor deze
keer willen wij slechts met een enkele opmerking volstaan en
overigens verwijzen naar de tekst van de algemene regelen,
die wij hierachter hebben afgedrukt.
Onze opmerking heeft betrekking op de zienswijze van
een bij uitstek deskundige op dit gebied, Ir J. B. Planje, Con
sulent voor grond- en pachtzaken te Roermond, zoals deze is
neergelegd in zijn artikel in „Boer en Tuinder" van 9 Januari j.l.
Ir Planje stelt n.l. de algemene regelen voor de beoordeling
van de hoogst toelaatbare grondprijs gelijk met de richt
lijnen „waarlangs in de toekomst de taxatie van agrarisch
onroerend goed zal dienen plaats te vinden Hieruit zou
de o.i. onjuiste conclusie kunnen worden getrokken, dat
thans voor alle taxaties van agrarisch onroerend goed de
onderwerpelijke algemene regelen zouden dienen te wor
den toegepast, bijv. ook voor taxaties door de beheerders
van boerenleenbanken met het oog op de verlening van
crediefen en voorschotten. Zoals wij reeds zeiden, zou een
dergelijke opvatting geheel oniuist zijn. De Wet op de Ver
vreemding van Landbouwgronden, alsmede de algemene re
gelen, die ter uitvoering daarvan zijn verschenen, bepalen
alleen de hoogst toelaatbare grens voor de prijzen, die bij
overdracht van landbouwgronden met bijbehorende opstal
len moqen worden bedongen. Geenszins is daarmede ge
zegd, dat nu ook in de toekomst alle prijzen tegen dit pla
fond zullen komen te liggen. Het tegendeel zal in veel ge
vallen voorkomen. Stellig zal dit o.m. het geval zijn met tuin
ders-opstallen, waarvan de vervanqings-waarde verminderd
met afschrijvinoen ter bepaling van de maximum toelaatbare
contra-prestatie maatgevend is. De wetgever is dan ook ervan
uitoeaaan. dat de prijzen zich in het ruilverkeer zoveel mo
gelijk oo basis van vrijheid zullen ontwikkelen en de bedoe
ling is alleen dan in te grijpen, indien de prijzen zich in een
richting zouden gaan ontwikkelen, waarbij deze in bepaalde