9365
juist systeem voor, mits ook de pachtprijsvorming niet langer
is gebaseerd op een historisch niveau van pachtprijzen, doch
uitsluitend op de rentabiliteit van het agrarisch bedrijf.
Ad. 2. Met betrekking tot het onder b. gestelde, het te
gengaan van zogenaamde dwergbedrijfjes, zou men kunnen
opmerken, dat in het verleden vele jonge boeren en tuinders
op te kleine bedrijfjes zijn begonnen doch zich met veel
energie opgewerkt hebben tot eigenaren van omvangrijke
goed rendabele bedrijven. De wet snijdt echter aan derge
lijke energieke jonge boeren en tuinders niet geheel en al
de pas af. Eerstens treft de bepaling niet de nog bestaande
te kleine bedrijfjes, zij verhindert slechts het ontstaan van
nieuwe dwergbedrijfjes, en tweedens is aan de Grondkamer
de bevoegdheid verleent om in deze gevallen toch haar
goedkeuring te verlenen, wanneer weigering op grond van
bijzondere omstandigheden onredelijk zou zijn of zou in
druisen tegen het landbouwbelang.
Ook over het tegengaan van gebruik van land ter verkrij
ging van neveninkomsten anders dan voor zelfvoorziening
valt nog wel iets op te merken. Men zou n.l. de vraag kunnen
stellen of het verhinderen van een dergelijk bodemgebruik
wel cultureel en moreel verantwoord is. In sommige streken
van ons land komen op zich onrendabele bedrijfjes veelvul
dig voor. Men denke aan de zogenaamde daghuurdersplaat
sen. Dergelijke bedrijfjes stellen de landarbeiders in sfaaf om
ook hun eigen baas te zijn en hebben dus culturele betekenis
voor de handhaving en uitgroei van hun persoonlijkheid.
Hiertegenover kan men stellen, dat het niet is staande te
houden, dat bij het werken in een ondergeschikte verhouding
de persoonlijkheid per se in hef gedrang moet komen en
voorts dat het moreel niet verantwoord is toestanden te laten
vctortduren, waarin landarbeiders eerst hun arbeidskrachten
volledig in dienst moeten stellen van het grote bedrijf en
daarnaast op een klein stukje land moeten trachten er nog
wat bij te verdienen. Bovendien gaat hef niet alleen om de
categorie landarbeiders. Ook talrijke caféhouders en winke
liers pachten of kopen stukjes grond en exploiteren deze als
nevenbedrijf. En dit moet toch een in alle opzichten onge
wenste toestand genoemd worden, een euvel, hetwelk in het
belang van onze boerenstand moet worden tegengegaan.