9260 Ad 12 en 3. Het verheugt ons uiteraard, dat de boeren leenbanken van de groep Eindhoven zo gunstig voor de dag komen wat betreft de toeneming van de spaargelden, van de omzet in lopende rekening en van de credietverlening. Ongetwijfeld is hier een ere-saluut op zijn plaats aan ijverige beheerders en kassiers. Daarnaast moet in het oog worden gevat, dat waarschijnlijk in het gebied van onze boeren leenbanken meer tot dan toe niet gebruikte mogelijkheden ontwikkeld konden worden, die in het gebied van de Utrecht se banken reeds tot gehele of gedeeltelijke ontplooiing wa ren gebracht. Ook zal een rol hebben gespeeld, dat de in tensiteit van de bedrijfsvoering alsmede het welvaartspeil relatief het sterkst is toegenomen in het gebied van de Eind- hovense banken (klein gemengd bedrijf) in vergelijking met het vooroorlogse dieptepunt, dat waarschijnlijk daar ook zo veel lager heeft gelegen. Ad 4, 5, 6 en 7. Uit de cijfers betreffende de onderver deling van de crediet- en voorschotportefeuille spreekt dui delijk, dat in de na-oorlogse jaren de spaarbankfunctie van de boerenleenbanken steeds meer naar voren komt. Bij de Eindhovense boerenleenbanken is zelfs 73% van de crediet- portefeuille bij wijze van voorschot dus practisch als een spaarbankbelegging uitgezet. Dit onderstreept nog eens het ook in het artikel van Drs. de Regt gewraakte verschil tus sen de fiscale positie van de boerenleenbankorganisatie enerzijds en de geen vennootschapsbelasting betalende R. P.S. en bondsspaarbanken anderzijds. Niet alleen is een klei ner gedeelte van de toevertrouwde gelden in credieten en voorschotten uitgezet dan voor de oorlog het geval was, doch bovendien bestaat veruit het grootste deel van de desbetreffende portefeuille uit z.g. spaarbankbeleggingen. De bij gebrek aan gegevens omtrent de Utrechtse boe renleenbanken alleen voor de groep Eindhoven gesigna leerde verschuiving van de credietverlening aan individuele boeren en tuinders naar de credietverlening aan personen buiten de landbouw en aan de plaatselijke economische in stellingen zal zich zo goed als zeker ook bij de Utrechtse banken hebben voorgedaan. Voor zover in dit verband bij de Eindhovense boerenleenbanken van een lichte ver-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 8