9258
aan individuele boeren en tuinders naar de credietverlening
aan personen buifen de landbouw en aan de plaatselijke
economische instellingen van de georganiseerde Land- en
Tuinbouw. Terecht wordt opgemerkt, dat de belangrijke oor
zaak voor het aanvankelijk achterblijven van de credietver
lening aan individuele boeren en tuinders moet worden ge
zocht in het slechts vertraagd op gang komen van de over
dracht van landelijke eigendommen. De prijsbeheersing van
landbouwgronden heeft hierbij een grote rol gespeeld.
6. Van de uitstaande voorschotten was bij de groep Utrecht
naar aantal per ultimo 1952 door hypotheek gedekt 67%
naar uitstaand bedrag 87%; door borgtocht was gedekt resp.
30 en 11%. Voor de groep Eindhoven waren de overeen
komstige cijfers 66% van het aantal en 88% van het uit
staande bedrag gedekt door hypotheek en 33 resp. 11%
gedekt door borgtocht. Voor de groep Eindhoven konden
bovendien worden medegedeeld de gegevens per ultimo
1952 voor wat betreft de dekking van de rekening-courant-
credieten.
Naar aantal was 43% van het crediet in lopende rekening
gedekt door hypotheek en naar uitstaand bedrag 64%. Door
borgtocht resp. 49 en 32%.
Bij de groep Eindhoven is derhalve 1/3 van de debetsaldi
in lopende rekening door borgtocht gedekt. Dit omvat ech
ter 50% van het totaal aantal credietgevallen.
7. De deposito's van de boerenleenbanken bij de Centrale
Banken stegen voor de groep Utrecht van 97.000.000,
in 1938 tot 651.000.000,per ultimo 1952; voor de
groep Eindhoven van 78.000.000,per ultimo 1938 tot
466.000.000,per ultimo 1952. Dit betekent een belang
rijke verbetering van de liquiditeitspositie van de boeren
leenbanken in vergelijking tof voor de oorlog. In de periode
van 1946/1952 steeg het uitstaande credietbedrag bij de
Utrechtse boerenleenbanken met 366.000.000,en bij
de groep Eindhoven met 127.000.000,Bij de laatstge
noemde instellingen kon ongeveer 70% van dit bedrag door
de toeneming van de aan haar toevertrouwde gelden wor
den gefinancierd; bij de groep Utrecht 20%. Ondanks de
belangrijke uitbreiding van de credietverstrekking is de ver
houding van het totale uitstaande credietbedrag tot de to-