9256
van de bij de R.P.S. en bijzondere spaarbanken tezamen
gedeponeerde spaargelden. Hieraan wordt toegevoegd, dat
ook ten opzichte van de niet-agrarische spaarbankinstellin
gen de groei bij de groep Eindhoven relatief het grootst was.
2. De omzet op lopende rekening beliep bij de boerenleen
banken van de groep Utrecht in het jaar 1952 een bedrag
van 3,9 milliard tegen 567.000.000,in 1930. Bij de
boerenleenbanken van de groep Eindhoven waren de over
eenkomstige cijfers 1,9 milliard in 1952 en 78.000.000,
in 1930. De omzet op lopende rekening was in 1952 bij de
groep Utrecht derhalve ruim 6 maal en bij de groep Eind
hoven zelfs 30 maal zo groot als in 1940. De relatief grotere
toeneming van het girale betalingsverkeer t.o.v. 1940 bij
de groep Eindhoven is het gevolg van het feit, dat bij deze
groep het girale geldverkeer later tot ontwikkeling is ge
komen dan bij de groep Utrecht.
Ook blijkh, dat de omzet van het geldverkeer bij de boe
renleenbanken is overgeheveld van de spaarrekening naar
de lopende rekening. Voor de boerenleenbanken van de
groep Utrecht was in 1930 de omzet per spaarboekje 7,6%
van de omzet per lopende rekening; in 1952 beliep voor de
groep Utrecht de omzet per spaarboekje 2,6van de omzet
per lopende rekening. Voor de groep Eindhoven waren de
overeenkomstige percentages voor 1930 9,8% en voor
1952 3,1%.
3. De voorschotten en debetsaldi in rekening-courant van
de boerenleenbanken, de leningen aan publiekrechtelijke
lichamen alsmede effectenbelegging niet daaronder begre
pen, zijn als volgt gestegen. Bij de boerenleenbanken
van de groep Utrecht van 239.000.000,in 1940 tot
499.000.000,per ultimo 1952. Bij de boerenleenbanken
van de groep Eindhoven van 50.000.000,in 1940 tot
153.000.000,per ultimo 1952. Ook hier is wederom de
toeneming relatief het sterkst bij de boerenleenbanken van
de groep Eindhoven. Ondanks deze aanzienlijke toeneming
heeft het gedeelte van de toevertrouwde gelden, dat voor
credietverlening is besteed, het vóóroorlogse niveau nog
geenszins bereikt. Bij de boerenleenbanken van de groep
Utrecht beliep in 1940 de credietverlening 63% van de toe-