9293 de spaarders kan toezenden, gemakkelijk achterhouden en zelt ondertekenen, waarna ze de geschetste kringloop vol gen. Hef zou moeilijk zijn in dif geval een fraude te ach terhalen. Een dergelijke gang van zaken, als het zenden van een saldobiljet voor spaargelden, zou zelfs een zwakke broeder aanleiding kunnen geven tot een werkwijze als hier boven geschetst. Wat betreft de vooroordelen, die men vaak heeft tegen beheerders, dit is helaas, hoewel volkomen onlogisch, nog al eens waar. Meermalen komt het voor, dat men wel zaken wil doen met een boerenleenbank op een andere plaats, doch niet met de eigen bank, vanwege de een of andere vermeende of gerechtvaardigde grief tegen een bepaalde beheerder. Dit is tot zekere hoogte nog te begrijpen. Maar dat men wél zaken met de eigen plaatselijke bank doet en dan een bepaalde beheerder meent daarbuiten te kunnen houden, is op zijn zachtst uitgedrukt naief, gezien de be voegdheden van de beheerders. Wij kassiers moeten er ook niet aan medewerken, om dergelijke naieve opvattingen te steunen. Men kan veel beter een dergelijke cliënt erop wij zen, dat de beheerder uit hoofde van zijn functie, waarin de algemene ledenvergadering hem geplaatst heeft, gerech tigd is tot inzage der boeken, zelfs de plicht heeft controle uit te oefenen op de administratie. Maar dat een goed be heerder niet geïnteresseerd is en mag zijn in de tegoeden van sommige cliënten omwille van de nieuwsgierigheid al leen. Dit zijn zo enige opmerkingen, die ons in gedachten ko men bij het overdenken van bovenstaande brief. Mogelijk worden onze bezwaren nog eens door de een of andere collega weggeredeneerd, hetgeen wij niet erg vinden, als tenslotte het goede maar overwint. KASSIER-REDACTEUR. CIRCULAIRE No. 558 dd. 24 SEPTEMBER 1953 Mm CIRCU LAIRE No. 561 dd. 14 OCTOBER 1953. Achtereenvolgens wordt behandeld: in circulaire 558 dd. 24 September 1953 (rente VII): de te vergoeden rente voor gelden welke niet bij de Stichting

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 41