9273 wijl in 1876 de wei regelende de Coöperatieve Verenigin gen het Staatsblad bereikte. Deze laatste wet is in 1925 door een nieuwe vervangen, die nog steeds ongewijzigd van kracht is. Een afzonderlijke coöperatiewet was n.l. nodig ge worden omdat aanvankelijk de door de wet van 1855 voor geschreven Koninklijke goedkeuring alleen werd verleend aan verenigingen, die zich blijkens hare statuten uitsluitend op idieel terrein bewogen. Geleidelijk aan is echter de regering bij hef verlenen van goedkeuring een ruimere opvatting gaan huldigen, zodat tegenwoordig zonder veel moeite ook goedkeuring kan worden verkregen voor verenigingen, die naast een idieel doel, door de uitoefening van een bedrijf, ook de stoffelijke belangen van hun leden nastreven, ja zelfs zich uitsluitend op stoffelijk terrein bewegen. In de loop der jaren is zodoende de aanvankelijk scherp getrokken scheidingslijn tussen beide soorten verenigingen vervaagd, hetgeen heeft geleid tot het ontstaan van tal van een bedrijf uitoefenende verenigingen, die ofschoon op coöperatieve grondslag gebouwd formeelrechtelijk toch geen coöperatieve verenigingen zijn, doch verenigingen goedgekeurd volgens de wet van 1855. Een typisch voor beeld hiervan vormt de grote meerderheid van de bij de Centrale Bank aangesloten plaatselijke Boerenleenbanken, die dan ook door de Minister bij de behandeling in de Ka mer mei name zijn genoemd. Zodoende hebben beide wet ten als afzonderlijke wetten feitelijk weinig reden van be staan meer en het valt dan ook niet te verwonderen, dat zij straks bij de invoering van het nieuw burgerlijk wetboek de finitief van het toneel zullen verdwijnen. De vraagpunten zelf waren slechts drie in getal en had den alleen betrekking op het verenigingsrecht in engeren zin. Zij luiden als volgt: Ten eerste: „Moet de Koninklijke goedkeuring van de statuten als voorwaarde voor de verkrijging van rechtsper soonlijkheid door een vereniging blijven gehandhaafd? Zo neen, moeten dan voor de verkrijging van rechtspersoon lijkheid geen andere vereisten worden gesteld, dan dat de statuten schriftelijk zijn vastgesteld of dient een preventieve controle door een notaris (oprichting bij notariële acte) of

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 21