9264
Begroting van Landbouw 1954 en landbouwpolitiek.
ders ligt wat betreft de liquiditeits- en kapitaalspositie, zo
als hierboven werd vermeld.
Aan het vorenstaande zouden nog interessante beschou
wingen kunnen worden vastgeknoopt inzake boerenleen-
bankorganisatie-beleid. Dit reserveren wij echter gaarne
voor een volgende gelegenheid of voor de a.s. mondelinge
cursussen.
Drs. de Regt en het Landbouw Economisch Instituut blijven
wij erkentelijk en niet in de laatste plaats daarvoor, dat met
hef in de Economist van September 1953 gepubliceerde ar
tikel een nieuwe prikkel werd gegeven tot verdere studies
aangaande de positie van het in ons land zo belangrijke
landbouwcredietwezen.
LANDBOUW-ECGNGMISCH NIEUWS.
Telkenjare geeft de Minister van Landbouw bij de indie
ning van de Begroting een al dan niet uitgebreide toelich
ting, waarin hij o.a. uiteenzet, welke landbouwpolitiek hij
voornemens is in het komende jaar te voeren. In de Memorie
van Toelichting op de Begroting van Landbouw 1954 stelt
de Minister als doel van de landbouwpolitiek het scheppen
van zodanige economische voorwaarden, dat de landbouw
in staaf gesteld wordt de grootst mogelijke bijdrage aan
de nationale welvaart te leveren. Hiervoor acht de Minister
niet alleen een intensieve landbouwvoorlichting, onderzoek
en onderwijs noodzakelijk, maar ook een landbouwpolitiek,
waardoor voor de landbouw een redelijke bestaansmoge
lijkheid op de goed geleide bedrijven verzekerd is. Bij het
treffen van maatregelen op dit terrein moet naar de mening
van de Minister grote voorzichtigheid in acht genomen wor
den. Gewaakt zal moeten worden voor een ontwikkeling
van de productie in een verkeerde richting en het zonder
noodzaak te diep ingrijpen in productie en afzet. Bovendien
zal hierbij gelet moeten worden op de voor de verschillende
producten bestaande financiële en technische mogelijkheden.
De Minister wijst er verder op, dat bij een terugslag van
de conjunctuur een tijdelijk verbreken van de band tussen