9203
gens het stelsel van Raiffeisen in ons land propageerde. Hij
werd secretaris van de Limburgse Commissie van voorbe
reiding voor de boerenleenbanken en maakte zodoende van
het begin af aan de werkzaamheden bij de oprichting der
plaatselijke banken van nabij mede.
Toen de oprichting van een Centrale Bank nodig werd,
kregen de Commissies in Noord-Brabant en Limburg tot taak
ook de oprichting van de Centrale Bank voor te bereiden.
Op de voorbereidingsvergadering, die 5 December 1898 te
Venlo tot stichting der Coöperatieve Centrale Boerenleen
bank te Eindhoven besloot, fungeerde hij als secretaris. Hij
bleef aan onze Centrale Bank zijn warme belangstelling ge
ven tot aan zijn laatste ademtocht. Vooral in de eerste kin
derjaren der Centrale Bank omringde hij haar met zijn
vaderlijke zorgen. In tal van Commissies van organisatori
sche aard, waarin de verdere uitbouw onzer jonge crediet-
organisafie werd voorbereid en behandeld, nam hij zitting.
Van 19011906 was hij lid van de Raad van Toezicht, sinds
dien Geestelijk Adviseur en sedert 1912 Erelid van het Be
stuur der Centrale Bank.
Wat Mgr. van der Marck vooral aantrok in het stelsel van
Raitfeisen was de belangeloze sociale hulp, gebaseerd op
de christelijke gemeenschapsgedachte. Allen voor één en
één voor allen. Ziedaar het devies van de Stichter Raiffeisen,
ziedaar ook het devies van van der Marck. Daarom, vanwege
deze hoge opvatting, die een samengaan beoogde van idea
lisme en zakelijkheid in een spaar- en crediet-organisatie tot
hulp en steun aan onze toen zo hulpbehoevende en hul
peloze boerengemeenschap kon v. d. Marck als geeste
lijke zich met dit profane werk bemoeien en er zich zo
aan geven. Maar hij gaf zich steeds zó aan de zaak van
het landbauwcrediet, dat hij niet poogde het zakelijke be
leid te beïnvloeden, doch zich met fijne tact beperkte tot
het sociale en ethische element van het coöperatieve land-
bouwcrediet. Voor hem was een boerenleenbank niet een
„zaak", die staat naast of tegenover de mens, maar een
„vereniging van mensen". De zedelijke waarde der coöpe
ratieve samenwerking op crediefgebied moest naar zijn in
zicht onlosmakelijk verbonden zijn aan de stoffelijke voor
delen.