9234
woning in een dorp. Hierbij diende de kassierswoning on
geveer 500 m3 inhoud te hebben.
Tussen het kantoor en de kassierswoning, welke geheel
of gedeeltelijk naast of boven het kanfoor moest worden
ontworpen, diende een zeer goede verbinding te zijn.
Het kantoor moest onder meer bevatten:
een tochtportaal groot 10 m2,
een hal voor het publiek groot 30 m2, waarin open en ge
sloten loketten,
een kantoorruimte van minstens 45 m2,
een privé-kantoor van ca 20 m2,
een bestuurskamer van ca 30 m2,
een kluiskelder groot ca 20 m2 en
een archiefruimte van ca 30 m2.
Zoals U reeds bemerkt zult hebben, werden hier eisen
gesteld voor een wel zeer grote dorpsboerenleenbank, waar
niet alleen veel handelingen moeten geschieden, maar waar
ook de middelen dermate ruim zijn, dat een dergelijk ge
bouw kan worden bekostigd. Alhoewel deze eisen uitgaan
boven die, welke voor de bouw van een gemiddeld boeren-
leenbankpand dienen te worden gesteld, is het verheugend
te noemen, dat in de bouwwereld een dergelijke belang
stelling bestaat voor de bouw van boerenleenbankpanden.
Een naar onze mening nog té summiere studie van
dit probleem heeft de basis gelegd voor de hierboven ver
melde eisen, welke als geheel gezien echter niet onverdien
stelijk werden gesteld.
Zeker is, dat de richtlijn van het plaatsen van loketten in
de vorm van „open" én „gesloten" modellen, nieuwe per
spectieven opent. Wanneer men deze constructies op een
kantoor heeft, kunnen de cliënten hun zaken, die niet in het
privé-kantoor behoeven te worden afgewikkeld meer ver
trouwelijk in het „gesloten" loket behandelen. Vooral voor
oudere cliënten is een „open" loket wel eens een rem om
een goed gebruik van de Boerenleenbank te maken en wor
den door gesloten loketten te gebruiken ruimere mogelijk
heden geboden. Bij de inrichting van onze kantoren moet