9224
de herstelregeling afsteekt tegen de schadevergoeding voor
niet herstelbare gebouwen. De Regering meent echter in
hoofdzaak aan de voorgestelde regeling te moeten vasthou
den, doch is genegen op één punt de regeling voor her
stelbare schade aan gebouwen op een lijn te plaatsen met
die voor onherstelbare schade. Voor één woning en voor
één bedrijfspand zal namelijk op verzoek van de rechtheb
bende zijn eigen gedeelte in de herstelkosten aanmerkelijk
worden verlaagd.
Wij blijven echter van mening, dat de vergoeding voor
herstelbare schade tot een hoger niveau moet worden op
getrokken. Met name kunnen wij niet delen het uitgangs
punt van de Regering, dat het herstel van een pand mees
tentijds een aanzienlijke waardevermeerdering ten aanzien
van de waarde van vóór de ramp met zich mede zal brengen.
6. Onherstelbare schade aan gebouwen.
Reeds in ons vorige artikel hebben wij de voor deze
schade ontworpen regeling toegejuicht, omdat zij zowel tot
een behoorlijke vergoeding leidt als eenvoudig van opzet is.
Wij betreurden het slechts, dat een bepaling was opge
nomen, waarbij de vergoeding voor grotere bedrijfspanden
werd beperkt. Thans heeft de Regering bij haar Nota van
Wijzigingen deze bepaling geschrapt, zodat wij mogen ver
wachten, dat de wettelijke regeling de herbouw van wo
ningen en bedrijfspanden in de getroffen gebieden thans
op de best denkbare wijze zal mogelijk maken.
7. Vervreemding en vererving van de bijdrage.
Bij de bespreking van het wetsontwerp in eerste aanleg
hebben wij ons gekant tegen het voorstel van de Regering
om de mogelijkheid tot het vervreemden van de bijdragen
uit te sluiten en die tot vererving te beperken. In het Voor
lopig Verslag hebben ook „zeer vele" Kamerleden ernstige
bezwaren geuit tegen de voorgestelde bepalingen. Blijkens
de Nota van Wijzigingen heeft de Regering gemeend, dat
het beter was ten halve te keren dan ten hele te dwalen en
heeft zij de voorgestelde beperkingen geheel ongedaan
gemaakt.