9138
Waren wij voorheen misschien wel eens fe idealistisch,
thans zal men ons wellicht te zwartgallig vinden, maar als
deze twee dingen bij elkaar komen kan er misschien toch
iets bruikbaars van terecht komen. Op goed vertrouwen zet
ten wij onze gedachten dan ook maar op papier.
Met vreugde lazen wij dat de C.C.B. het met ons eens is
dat de meest gewenste standsorganisatie de boerenstands
organisatie is, zonder nochtans de dwingend voorgeschre-
vene te zijn.
Door derhalve lid te zijn van de A.B.T.B. voldoen wij aan
de wens van de kerkelijke overheid en geven het goede
voorbeeld aan onze cliënten. Wij zouden het dan ook min
of meer toejuichen als in het kassierscontract de verplichting
werd opgelegd lid te zijn van een standsorganisafie.
Dient nu door deze sfandsorganisatie een aparte afdeling
in het leven geroepen te worden voor de kassiers, een voor
de zaakvoerders, een voor de agenten enz.? Wij zullen ons
beperken tot de kassiers, aangezien deze vraag hier slechts
aan de orde is, hoewel wij zelf ook het ambt van zaakvoer
der vervullen.
Kassiersvakorganisatie (toch wel een mooi woord) wat moet
haar doel zijn? Welke taak moet zij vervullen? Waarom
moet zij worden opgericht? Zal zij levensvatbaarheid hebben?
Vragen die beantwoord zullen moeten worden, voor men
tot oprichting overgaat.
Zij kan momenteel slechts 591 leden tellen, de schapen
die niet tot onze schaapstal behoren niet medegeteld. Hoe-
velen dezer kassiers hebben een dagtaak aan hun bank? Hoe
veel hebben er een nevenberoep, als boer, tuinder of on
derwijzer? Zal dit gedeelde zich wel voor de kassiersvakor
ganisatie interesseren?
De taak zou als volgt te omschrijven zijn:
1. Contributie incasseren.
2. Eigen orgaan uitgeven.
3. Verhogen van de kennis der kassiers.
Noot C.C.B.
De aandacht wordt erop gevestigd dat in de Maandelijkse Mede
delingen van April 1953 blz 9016 de gedachte geopperd is van één
organisatie van zaakvoerders, kassiers en agenten, als nauw met de
gewestelijke boerenbonden verbonden organisatie van min of meer
zelfstandige werkers ten behoeve van het landbouwbedrijfsleven.