9120 B. Enige punten waarop het wetsontwerp naar onze mening dient te worden aangevuld of gewijzigd. In het bovenstaande hebben wij de voornaamste punten uit het Wetsontwerp aangeroerd. Het algemeen oordeel waar toe het ontwerp aanleiding geeft, kan gunstig luiden. De in het vooruitzicht gestelde schadevergoedingen, waar mede een totaal bedrag van 261.000.000,zal zijn gemoeid, zijn over de gehele lijn genomen bevredigend. Op verschillende onderdelen zal echter, naar wij menen, bij de behandeling in de Tweede Kamer op wijziging worden aangedrongen. Op enige punten die daarbij waarschijnlijk aan de orde zullen komen, willen wij thans reeds de aan dacht vestigen. 1Huisraadschade. De Regering stelt zich op hef standpunt, dat de huisraad- schade door het Nationaal Rampenfonds zal worden vergoed. Men treft in het wetsontwerp geen woord over deze schade aan. Wij vragen ons af, of deze gang van zaken gewenst is en of niet een gedeelte van het geld van het Nationaal Rampenfonds moet worden aangewend voor de vergoeding van immateriële schade, die in de getroffen gebieden toch wel een bijzonder karakter draagt en uit sociale overwegin gen niet mag worden verwaarloosd. Bovendien is het ge wenst, dat voor de huisraadschade in ieder geval een wet telijke regeling tot stand komt met inbegrip van een beroeps mogelijkheid. Het is immers in feite zo, dat de regeling van de huisraadschade in handen is van het Ministerie van Finan ciën, zij het dan met aanwending van de gelden van het Nationaal Rampenfonds. Er is dan ook geen enkele aanlei ding om de getroffenen ten aanzien van de vergoeding der huisraadschade de rechtszekerheid, die uit een goede wette lijke regeling voortvloeit, te onthouden. 2. Bedrijfsschade. Het lijkt gewenst, dat dat gedeelte van de bedrijfsschade wordt vergoed, dat wordt veroorzaakt door hef tengevolge van de ramp renteloos blijven van geïnvesteerd kapitaal en door de noodzakelijk te maken niet-renderende kosten, het ondernemersloon daaronder begrepen. In het bijzonder in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 44