9111 vooral plaats in het kader van de G.A.T.T. (internationale overeenkomst betreffende handel en tarieven). Hiervan zijn ongeveer 35 landen lid. Via de weg van geven en nemen, door het doen van wederzijdse concessies wordt getracht te komen tot een verlaging van de invoertarieven. Het is in het raam van deze organisatie mogelijk gebleken een aanzien lijke verlaging van de invoerrechten tot stand te brengen. Momenteel is het zeer moeilijk via deze weg nog veel resul taten te bereiken, omdat de meeste landen niet meer conces sies willen doen. Deze concessies zouden immers juist die bedrijtstakken betreffen, welke een flinke bescherming via invoerrechten niet kunnen missen. Een bijzondere moeilijk heid voor Nederland en nog enkele andere landen is, dat onze invoerrechten over het algemeen betrekkelijk laag zijn, zodat wij andere landen slechts geringe concessies kunnen aanbieden. De pogingen tof opruiming van de contingenteringen, de kwantitatieve invoerbeperkingen, geschieden vooral in het verband van de O.E.E.C., de samenwerking tussen de zgn. Marshall-landen. Vooral na de oprichting van de Europese Betalingsunie is het mogelijk gebleken een goed deel van deze invoerbeperkingen af te schaffen, omdat deze Betaiings- unie de noodzaak van beperking van de invoer op grond van deviezenmoeilijkheden verminderde. Dank zij deze libe- ralisatiepolitiek van de O.E.E.C. is nu 75% van de particu liere handel tussen de West-Europese handel bevrijd van quantitatieve restricties. Jammer genoeg bestaan hierop nog verschillende uitzonderingen, b.v. Groot-Brittannië en Frank rijk. Daartegenover hebben andere landen, zoals West-Duits- land en Italië, reeds meer dan 75% van hun handel gelibera liseerd. Deze liberalisatie is voor onze landbouw van grote betekenis: men denke slechts aan de geliberaliseerde, d.i. vrije export van eieren naar West-Duitsland. Ook in Benelux-verband zijn tal van handelsbelemmerin gen afgeschaft. Het wegvallen van de onderlinge invoerrech ten en de wederzijdse preferentie voor niet-geliberaliseerde producten heeft tot nog toe aan onze landbouw grote voor delen gebracht; we behoeven slechts te wijzen op de ruime uitvoer van Nederlandse kaas en boter naar België. In 1952 nam België meer dan de helft van ons boter-overschot op en wel tegen goede prijzen; het aandeel van België in onze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 35