9108 particulieren. Ook de invloed van de afwikkeling van de geldsanering in deze jaren vindt hierin zijn weerspiegeling. De genoemde bedragen en de overeenkomstige bedragen uit vroeger jaren kan men als volgt samenvatten: 1947 1948 1949 1950 1951 1952 (in millioenen guldens) Voorschotten en reke- ning-courant-credieten aan de overheid. 191 287 285 324 307 295 Schatkist- en andere overheidspapieren en saldi bij de schatkist 1183 776 700 485 386 477 Totaal aan de overheid verleend crediet. 1,374 1.063 985 809 693 772 Voorschotten en reke- ning-courant-credieten aan anderen. 295 375 511 666 837 906 Naast stijging der spaarsaldi en aanhoudende vraag naar voorschotten, waardoor voor de banken de mogelijkheid blijft van rendabele plaatsing der gelden, vermelden beide jaarverslagen een groei in het via de Centrale Banken lopende giroverkeer. De Centrale Raiffeisenbank bericht daarover in hef kort, sprekend van een „stijging van het aantal posten" en vermeldend dat „het giroverkeer en de kasdisposities over onze rekeningen bij De Nederlandsche Bank een sterke stijging vertoonden". De Centrale Boerenleenbank vermeldt, dat in 1952 ingevolge 900.000 opdrachten door tussenkomst van de Centrale Bank 2,9 milliard werd overgeboekt tegen over in 1951 2,15 milliard ingevolge 700.000 opdrachten. Deze giro-omzet valt niet samen met de omzet, door de plaatselijke banken behaald op de bij hen aangehouden lopende rekeningen. Zo is een deel van de omzet op lo pende rekening niet begrepen in de giro-omzet, b.v. stor tingen bij een locale bank ten gunste van een lopende reke ning gedaan of opnamen ten las*e van een lopende reke ning. Ook over de omzet op lopende rekening bij de plaatse lijke banken verschaft het Eindhovense verslag gegevens, waaruit blijkt, dat de totale mutaties op lopende rekeningen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 32