I9'1
Schatkistpapier
Overige liquiditeiten
Debetsaldi van
58,0)
11,3 i
69,3
21,6 j
2,7)
[24,3
0,5]
8,6!
credietnemers
18,8
17,0
0,0
Kapitaalmarktuit
zettingen
Effecten
0,7 j
2,8)
3,5
37,2 j
19,8 i
[57,0
40,2]
46,3
j 86,5
Diverse posten
8,4
1,7
4,4
9105
Ook de beleggingen bij de handelsbanken enerzijds en
de boerenleenbanken anderzijds lopen uiteen. Het meest in
het oog springend zijn de verschillen betreffende de bedra
gen van het aangehouden schatkist- en ander overheidspa-
pier, waarvan de handelsbanken 3.854 millioen in porte
feuille hadden, d.i. 58°/o van hun balanstelling, tegenover
de boerenleenbanken 22°/o van hun balanstotaal 477
millioen). Overigens beweegt zich dit percentage dat
in 1948 met 39°/o een top bereikte doch sindsdien aan
zienlijk daalde thans weer in stijgende lijn: in 1950 be
droeg het 16% (311 millioen), in 1951 19% (386 millioen).
Bij de overige liquiditeiten manifesteert zich eenzelfde ver
schil: deze beliepen bij de handelsbanken 11,3% van hun
balanstelling; bij de boerenleenbanken 2,7% (resp. 751 en
59 millioen). Bij de langlopende uitzettingen op de kapitaal
markt liggen de verhoudingen zoals te verwachten valt
juist andersom; hadden de handelsbanken ultimo 1952 slechts
0,7% van de balanstelling (45 millioen) uitstaan als langlo
pende leningen aan provincies, gemeenten en andere in
stanties, bij de boerenleenbanken stond in deze vorm 37%
van de balanstelling uit (821 millioen). En wat tenslotte de
effecten betreft: bezaten de handelsbanken voor nog geen
3% (189 millioen) aan effecten, de boerenleenbanken had
den een effectenbezit van bijna 20% (437 millioen). Men kan
de beleggingswijzen van handels- en landbouwcredietban-
ken tegenover elkaar stellen in een overzicht zoals hieronder
volgt. Volledigheidshalve hebben wij daarnaast de overeen
komstige cijfers opgenomen van de spaarbanken aangeslo
ten bij de Nederlandsche Spaarbankbond.
Activa in procenten van het balanstotaal.
Handelsbanken Boerenleen- Bondsspaar
banken U+E banken
100,0 100,0 100,0