9103
wijze Hef gemiddelde saldo van het jaar benadert, immers
de verschillen tussen deze saldi onderling vormen slechts
enkele procenten van het totale saldo zelf.
men het begin- of eindsaldo neemt dan wel of men op enige
Aldus de betreffende bedragen van de diverse spaarinsti-
futen vergelijkend, komt men tot het resultaat dat bij elk van
de spaarinstellingen hef saldo der spaargelden nog niet een
maal per jaar wordt omgezet. De omzetsnelheden bij de boe
renleenbanken van de beide Centrale Banken zijn onderling
nagenoeg gelijk en beide zijn iets hoger dan het overeen
komstige cijfer bij de Bondsspaarbanken, terwijl daarente
gen de omzetsnelheid bij de Rijkspostspaarbank aanzienlijk
lager ligt.
De cijfers zijn als volgf:
Stortingen Terugbet. Totale Saldo uit. Omzet-
omzet 1952 snelheid
incl. rente
1952 1952 1952 1952
(in milloenen guldens)
Boerenleenbanken:
Utrecht 553,2 480,1 1.033,3 1.141 0,906
Eindhoven 273,9 249,4 523,3 573 0,913
Bondsspaarbanken 539,6 477,7 1.017,3 1.184 0.859
Rijksp.spaarbank 375,9 364,9 740,8 1.338 0,554
Naast de aan de plaatselijke boerenleenbanken toever
trouwde spaargelden ad 1.680 millioen excl. rente
stond een totale schuld aan lopende rekening-houders van
306 millioen gulden (excl. rente), zodat het totaal der aan
de boerenleenbanken toevertrouwde gelden 1.986 mil
lioen bedroeg. Dit bedrag vormt 94% van de balansfelling
ad 2.105 millioen van de bij beide Centrales aangesloten
plaatselijke banken: de door derden ingelegde gelden en
met name de spaargelden vormen veruit het grootste ge
deelte van het werkkapitaal der banken. Van de bij haar
ingelegde gelden hadden de plaatselijke banken per 31 De
cember 1.093 millioen of 55% aan de Centrale Bank toe
vertrouwd. Voor de beide organisaties afzonderlijk bedroe
gen deze percentages: Eindhoven 71%, Utrecht 48% van de
toevertrouwde middelen. Daar echter ook de Centrale Ban
ken zelf de hun toevertrouwde gelden voor het grootste
deel beleggen geven deze cijfers geen beeld van de totale