RECHT EN WET. 9061 Aflossing van voorschotten of crediefen. De wenselijkheid is gebleken de aandacht te vragen voor hetgeen met een schuldbekentenis of contract moet gebeu ren zodra voorschot of crediet waarop het stuk betrekking heeft, is afgelost. Bij sommige Boerenleenbanken blijkt n.t. nog altijd de gewoonte te bestaan deze stukken af te geven aan de betrokken debiteur. Voorzover zij onderhands zijn opgemaakt en getekend, behoren de afgeloste bescheiden intact fe blijven en op het kantoor van de Bank fe worden opgeborgen in een daar voor te bestemmen speciale doos of map. Ook de hand tekeningen mogen dus niet worden afgegeven, gelijk hier en daar wel eens voorkomt. Het in ongeschonden staat bewaard blijven van schuld bekentenis of contract is vooral noodzakelijk ter bevorde ring van een zo goed mogelijke controle door onze inspec teurs. Daarenboven is de bank, die schuldbekentenis of con tract behoudt altijd gedekt indien zij later nog eens moeilijk heden mocht krijgen met haar gewezen debiteur of diens borg. Zo is het denkbaar, dat bij iemand, die betaald heeft na kortere of langere tijd de mening zou post vatten, dat hij het hem gedeclareerde bedrag om een of andere reden niet of niet ten volle verschuldigd was. Kan in een derge lijk geval door de Bank de originele schuldbekentenis wor den getoond, dan staat de betrokken persoon al heel spoe dig schaakmat. Nu zal men vragen op welke andere wijze een persoon, die zijn schuld heeft afgelost en deswege een bewijs wil ontvangen, dan wel kan worden tevreden gesteld. Heeft de debiteur of credietnemer zelf de schuld afgelost dan kan hem een gezegelde kwitantie worden overhandigd inhou dende, dat hij ten volle aan zijn verplichtingen heeft vol daan door algehele aflossing van het bij de kwitantie nader te omschrijven voorschot of crediet. Is echter de schuld ge heel of ten dele door een of meer borgen befaald, dan moet men het het afgeven van zulk een kwitantie voorzich tig zijn. Immers de borg die betaalt, wordt tot en ten be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 41