9047
Op het einde van Maart j.l. waren de overeenkomstige cij
fers als volgt: het totaal van de toevertrouwde gelden be
liep 660 millioen en het totaal van de eigen uitzettingen
in de vorm van credieten, voorschotten, effecten, enz. be
liep een bedrag van 209 millioen.
De liquiditeitsreserves, die practisch geheel bij de Centrale
Bank zijn gedeponeerd, blijven derhalve ruim. Toch mogen
deze niet worden overschat. Om het geheel van de organi
satie een voldoende liquiditeit te doen behouden, zal men
ervan uit dienen te gaan, dat in het algemeen tenminste een
derde van de bij de boerenleenbanken ingelegde gelden
bij de Centrale Bank in lopende rekening moeten staan. Met
inachtneming daarvan zouden de boerenleenbanken nog
over een financieringsruimte van rond 200 millioen be
schikken. Indien men dit ruim veel vindt, dient toch te wor
den opgemerkt, dat het niet zo buitengewoon veel is, in
dien in aanmerking wordt genomen, dat alleen in de maand
April van dit jaar een bedrag van 20 millioen bij de Cen
trale Bank werd weggetrokken. Hierin kan men zien een ge
bruikelijke seizoensbeweging. Men moet echter ieder jaar
maar afwachten of de opgenomen gelden wederom terug
vloeien. In de jaren '50 en '51 was dit niet het geval en
daalden de tegoeden van de boerenleenbanken bij de Cen
trale Bank netto per jaar met resp. 40 en 30 millioen.
Als dergelijke bedragen van 40 en 30 millioen netto
per jaar wegvloeien is het zelfs met een bedrag van 200
millioen aan beschikbare financieringsmiddelen spoedig ge
daan. Immers men kan nooit erop rekenen, dat, zoals in
1952 het geval was, een jaar volgt, waarin de deposito's van
de boerenleenbanken bij de Centrale Bank weer met 30
millioen stijgen.
2. M.d.V. In het licht van de zoeven gehouden beschou
wingen zal men zich kunnen voorstellen, dat in het directie
rapport nog zekere beperkingen werden aangelegd aan het
principiëel betrekken van de boerenleenbanken in de ver
zorging van het grondcrediet. Het desbetreffende voorstel
luidde dan ook om de boerenleenbanken alleen in staat te
stellen tof verstrekking van langjarige hypothecaire voor
schotten in land- en tuinbouw, voor zover ze nog niet de
helft van de ingelegde gelden zelf zouden hebben uitgezet.