9046 zware last op het bedrijf, zeker wanneer het een beginnen de jonge boer of tuinder betreft. Hierover zal men het altijd wel eens zijn geweest. Een an dere vraag is evenwel, of de financiële structuur van de boerenleenbank zodanig is, dat deze gerust op grote schaal voorschotten kan verstrekken met een betrekkelijk geringe aflossing per jaar. In de geschiedenis van onze boerenleen- bankorganisafie is deze vraag meer dan eens aan de orde geweest. De behandeling daarvan in de jaren 1907 en 1908 heeft het aanschijn gegeven aan de N.V. Boeren-Hypotheek- bank. Men was indertijd immers beducht, dat de werkmid delen van de boerenleenbank, die nu eenmaal practisch geheel dadelijk opvraagbaar zijn, al te veel zouden worden vastgelegd in langjarige hypothecaire voorschotten. Men vreesde, dat als gevolg daarvan de boerenleenbanken zou den kunnen vastlopen en eventueel niet aan plotselinge op vragingen zouden kunnen voldoen, waarmede in een boeren- leenbankorganisafie moet worden rekening gehouden. In de dagen, dat de N.V. Boeren-Hypotheekbank werd opgericht, was dat gevaar ook inderdaad acuut. Terecht werd toen geoordeeld, dat de verzorging van het grondcrediet door middel van langjarige hypothecaire voorschotten beter aan een gespecialiseerde instelling kon worden overgelaten, die zich de werkmiddelen zou verschaffen door plaatsing van langlopende pandbrieven. Zo kennen we sinds jaren in onze organisatie naast el kander de N.V. Boeren-Hypotheekbank, die hypothecaire voorschotten verstrekt met een looptijd tot 40 jaar, terwijl de boerenleenbanken niet verder gaan dan voorschotten met 20 jarige looptijd. In het directierapport is uiteengezet, dat de ontwikkeling zover is gegaan, dat de boerenleenbanken geacht kunnen worden over voldoende liquiditeitsreserves te beschikken om ook in het langjarig grondcrediet een taak te kunnen vervullen. In hef rapport is uitgegaan van de toestand per ultimo 1952. Toen was aan de boerenleenbanken toever trouwd in de vorm van spaar- en lopende rekening-gelden een bedrag van 650 millioen, waarvan de boerenleenban ken zelf hadden uitgezet een bedrag van 200 millioen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 26