9045
Ik moge eindigen met de bede, dat het God moge be
hagen onze instellingen, onze gehele organisatie, al haar
toevertrouwde belangen, en ons allen persoonlijk te blijven
zegenen.
ALGEMENE VERGADERING CENTRALE BOERENLEENBANK
DE FINANCIERINGSTAAK VAN DE BOERENLEENBANKEN
INLEIDING VAN Mr PH. C. M. VAN CAMPEN,
DIRECTEUR VAN DE CENTRALE BANK
1. In het directierapport, dat werd opgenomen in de Maan
delijkse Mededelingen van Maart 1953, is bepleit de boe
renleenbanken in haar crediet- en voorschotverlening prin-
cipiëel ook een taak toe te kennen in de verzorging van
het grondcrediet. Daaronder wordt verstaan de credietver-
lening, die is gericht op de financiering van de verwerving
van grond en gebouwen ter uitoefening van het land- en
tuinbouwbedrijf. Hiermede is niet gezegd, dat tot nu toe de
boerenleenbanken op dit terrein, d.w.z. in de financiering
van het kapitaalverkeer ten platfelande, geen taak hadden.
Hef tegendeel was veeleer het geval. Men kan gevoeglijk
aannemen, dat hef merendeel van de hypothecaire voor
schoften, die door de boerenleenbanken worden verleend,
juist dienen ter financiering van de verwerving van eigen
dom. Echter kan de vraag worden gesteld, of de voorwaar
den, waaronder dergelijke voorschoften worden verleend,
wel voldoende in overeenstemming zijn met het doel waar
voor de voorschotten worden verleend, te weten de eigen
domsverwerving van grond- en gebouwenkapitaal. Zeker
in land- en tuinbouw geldt, dat hef onroerend kapitaal op
lange termijn wordt afgeschreven. De prijsvorming van pro
ducten van land- en tuinbouw is daarop afgestemd. Welnu,
men zou kunnen zeggen, dat een aflossingsregeling voor
boerenleenbankvoorschotten, die nief verder gaat dan een
termijn van 20 jaren, onvoldoende rekening houdt met de
dikwijls slechts geringe afschrijvingsmogelijkheden in het
land- en tuinbouwbedrijf. Een aflossing op basis van ten
minste 5% van de hoofdsom per jaar legt dikwijls een te