8973 hebben. unicum? Hoe doet men elders en wat zijn de ervaringen? Doet men het nergens, dan kunnen wij allen gerust advi seren het ook te gaan doen; men zal er geen spijt van Collega Hilderink schrijft in zijn eerstgeplaafste brief, dat hij hef schroomvallig waagt om zijn gedachten op papier te brengen. Wij beginnen met evenveel schroom ons commen taar, niet omdat wij een nieuw P.S. vrezen, doch veeleer om dat wij een afkeer hebben van repeteren. De wederzijdse me ningen zijn reeds duidelijk naar voren gebracht en zonder twijfel zal men begrip gevonden hebben voor bepaalde aspecten van ieders standpunt, zonder het nochtans geheel eens te zijn. Voor zover er een nieuw gezichtspunt naar vo ren komt, valt daarover te praten. Dit nieuwe gezichtspunt brengt vriend Hilderink, die eigen lijk niet veel van een maatstaf moet hebben. Hij legt het geval meer in een idealistisch vlak: de werkzame, actieve kassier die zijn plicht doet en meer dan dat en zich dan met een gerust hart onderwerpt aan de wijze waarop beheerders en C.C.B. de grootte van zijn salaris bepalen. Wel, hiertegen is niet veel in te brengen, alleen dit, dat de kassiers vrijwel en bloc zouden zeggen: geef ons dan maar de maatstaf. Niet dat de kassiers geen vertrouwen zouden hebben in de beheerders en de C.C.B., gelukkig is dit wel het geval en zij kunnen er vertrouwen in hebben. Maar toch zou het element „vertrouwen" juist aanleiding kunnen worden tot minder ver trouwen als het salaris werd bepaald naar de mate waarop, naar het oordeel van beheerders en C.C.B. de kassier zijn taak gedurende het jaar verrichtte. Wij zien, U begrijpe goed, in een „beoordeling" geen onbilijkheid, doch wij geloven toch, namens de overgrote meerderheid der kassiers te kun nen spreken, als wij zeggen, dat zij liever vooraf weten wat hun beloning zal zijn en in welke richting zij hun activiteit dienen te ontplooien om deze beloning groter te doen zijn naar mate er harder gewerkt wordt. Daarom zijn wij, on danks de nadelen, die er schuilen in een z.g. provisiestelsel, er nog steeds van overtuigd, dat er een maatstaf moet zijn en vooral, dat deze maatstaf, zó enigszins mogelijk, de be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 41