8950 Daarbij mag worden aangenomen, dat bij onze organisatie de hypothecaire geldlening op uitsluitend gebouwen zich beperkt tot 30% van het totale bedrag der door boerenleen banken verstrekte hypothecaire voorschotten. Met het totaal bedrag aan bij onze plaatselijke boerenleenbanken uitstaan de hypothecaire voorschotten was per 31 December 1951 gemoeid een bedrag van 74,6 millioen en per 31 Decem ber 1952 een bedrag van 90,7 millioen. Daarnaast valt re kening te houden met de meest oorspronkelijke financierings- taak van de boerenleenbanken, n.l. de verzorging van het bedrijfscrediet. Per 31 December j.l. was daarmede gemoeid een bedrag van ruim 38,8 millioen in rekening-courant en 11,5 millioen in de vorm van „voorschotten aan natuur lijke personen, die niet vallen onder vaste hypotheken", (borgtochtvoorschotten aan boeren en tuinders). Tenslotte werd door onze plaatselijke boerenleenbanken deelgenomen in de investeringsfinanciering van plaatselijke coöperaties met een bedrag van 8,9 millioen. In dit bedrag zijn niet begrepen de bedragen, welke als hypothecaire geldlening door de boerenleenbanken aan plaatselijke coöperaties zijn verstrekt; deze belopen 6,7 millioen. In totaal komt men derhalve op een financieringsbedrag bij onze boerenleen banken van 150 millioen, beleggingen in effecten en in leningen aan overheidslichamen, in totaal 50 millioen be lopende, niet daaronder begrepen. Op een totaal bedrag aan credifgelden bij de boerenleenbanken van 647,7 mil lioen zou kunnen worden geconcludeerd, dat er nog enige spelingsmogelijkheid is in de richting van de verstrekking van opzegbare langjarige hypothecaire geldleningen, zoals hiervoor bedoeld. Op basis van de traditionele stabiliteit van inlagen en terugbetalingen bij de boerenleenbanken zou tot deze verruiming van financieringsmogelijkheden bij onze plaatselijke boerenleenbanken gevoegelijk kunnen worden besloten, mits daarbij een mobiel beleid wordt gevoerd. Wij verstaan daaronder, dat zo nodig in tijden van geldschaarste dergelijke financieringsmogelijkheden bij onze plaatselijke boerenleenbanken wederom worden beperkt. De ervaring leert n.l., dat het niet zozeer de geldbeweging bij de boe renleenbank zelf is, die eventueel acute moeilijkheden zou kunnen doen ontstaan, dan wel de algemene geldschaarste, die geldvragers, die anders niet bij de boerenleenbanken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 18