8943 hoogste tien jaar. De praktijk doet zien, dat in het bijzonder boerenleenbanken, die in deze omstandigheden verkeren dan wel spoedig daaraan toe zullen zijn, er toe komen om meer geregeld aanvragen voor hypothecaire geldleningen naar de N.V. Boeren-Hypotheekbank door te sturen. De cijfers spreken. De hiervoor geschetste aanvullende taak van de N.V. Boe ren-Hypotheekbank t.o.v. de werkzaamheid der Boerenleen banken vindt ook haar bevestiging in de cijfers. Anders dan ter Algemene Vergadering is geschied zouden wij niet wil len uitgaan van de gedurende een enkel jaar nieuw ver strekte hypothecaire geldleningen op landelijke eigendom men, doch als uitgangspunt willen nemen de totaal inge schreven hypothecaire schuld. Daarbij dient nog te worden opgemerkt, dat het door de vraagsteller ter Algemene Ver gadering genoemde cijfer voor de gedurende het jaar 1951 nieuw verstrekte geldleningen op landelijke eigendommen te hoog is opgegeven. Hij vermeldde een bedrag van 166 millioen. Voor 1951 beliep dit evenwel een bedrag van 130,4 millioen, voor 1950 een bedrag van 122,2 millioen. Gaan we nu evenwel na welk het aandeel is van de Boeren leenbankorganisaties (Utrecht en Eindhoven samen) in de uitstaande hypothecaire leningen op landelijke eigendom men. Daarvan kunnen we de navolgende opstelling geven Bedrag der openstaande hypothecaire inschrijvingen ultimo 19516,1 milliard af: voor afgeloste en niet doorgehaalde hypotheken 20%1,2 milliard (zoals bekend vindt bij schuldvermindering zelden doorhaling plaats. Bij de vernieu wing der inschrijvingen van de kantoren Middelburg en Nijmegen bleek, dat ruim 20% van het openstaande bedrag ten on rechte niet was doorgehaald) 4,9 milliard af: crediet- en trusthypotheken 24% 1,2 milliard blijft3,7 milliard waarvan 16,5% op landelijk eigendom d.i. 610 millioen. (Dit Cijfers ontleend aan de „Mededelingen" van hef C.B.S. d.d. April 1952.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1953 | | pagina 11